De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2802 Van Conradus Thuringus
| |
[pagina 97]
| |
die met een wonderlijke bevalligheid en sierlijkheid van uitdrukking de geest van de lezers vergenoegt? O hart dat overloopt van alle wetenschappen, dat de woonplaats van de Muzen en van alle schone letteren kan worden genoemd! Moge de goede en almachtige God geven dat u zo lang mogelijk veilig en wel in ons Duitsland kunt leven, u die het zeker waard bent zo oud te worden als Methusalem en Nestor. Wat zou ik u, die met ernstiger aangelegenheden bezet bent, ophouden met mijn vele uitweidingen? Ik had mij gisteren voorgenomen u te ontmoeten, maar een gezelschap dat deels uit Spanjaarden en deels uit enkele edelen bestond, was mij voor en heeft u alle achting bewezen. Maar om nu de zaak in heel weinig woorden duidelijk te maken: teruggekeerd uit Italië van zijne keizerlijke majesteit en gedrongen door de uiterste noodzaak en armoede neem ik mijn toevlucht tot u als tot de meest onverschrokken en weergaloze beschermheer en wijkplaats voor alle geleerden, en vraag ik u de arme drommel die ik ben te willen ondersteunen met een klein bedrag, zodat ik verder kan gaan en kan rondreizen, terwijl ik nu armer ben dan Codrus en onaanzienlijk als Irus.Ga naar voetnoot1. Leef gelukkig en wel, en streef bovendien de grijze Nestor voorbij.Ga naar voetnoot2. Gegeven te Freiburg, in haast, in het jaar '33 Conradus Thuringus uit Langensalza, u ten zeerste toegewijd Aan de zeergeleerde en bijzonder welbespraakte heer Erasmus van Rotterdam, zijn zeer goedgunstige beschermheer |
|