2796 Aan Cornelius Agrippa
Freiburg, 21 april 1533
Aan Agrippa, van een vriend
Gegroet. Eerder heb ik je kort geschrevenGa naar voetnoot1. en je verzekerd dat de zienswijze in je boek over de ijdelheid van de wetenschappenGa naar voetnoot2. hier bij alle geleerden in de smaak viel - zelf had ik het namelijk nog niet gelezen. Toen ik het boek enige tijd later te leen had gekregen, gaf ik een assistent de opdracht het voor te lezen na de avondmaaltijd, want op andere momenten ontbrak me de tijd en na het avondmaal moet ik om dwingende redenen van alle studie afzien. De verheven en overvloedige aanpak beviel mij en ik begrijp niet waarom de monniken zo verontwaardigd zijn. Zoals je slechte mensen berispt, zo prijs je goede mensen, maar die lieden houden er alleen maar van te worden geprezen. Wat ik je destijds heb aangeraden, raad ik je opnieuw aan: als het je niet te veel moeite kost, houd je dan afzijdig van dat getwist. Laat het lot van Louis de Berquin een les voor je zijn, die alleen door zijn eenvoudige vrijmoedigheid jegens theologen en monniken is omgekomen, terwijl hij overigens een man was met een onberispelijke levenswandel. Dikwijls heb ik hem aangeraden zich op vaardige wijze uit de affaire terug te trekken. Hij liet zich misleiden door de hoop op de overwining. Als je het niet kunt laten je geluk te beproeven in de strijd, zorg dan dat je vecht vanaf een bastion en niet in hun handen terechtkomt. Pas er vooral voor op dat je mij niet in de zaak mengt. Ik heb meer dan voldoende haat te verdragen en deze zaak zal zowel mij belasten als jou meer tot nadeel dan tot voordeel strekken. Hetzelfde heb ik van Berquin gevraagd en hij deed mij beloften maar hield zich daar niet aan, meer vertrouwend op zijn denkvermogen dan op mijn raad. Je weet waartoe dat heeft geleid. Hij had niet het geringste gevaar gelopen als hij naar mijn raad had geluisterd. Ik heb hem
steeds opnieuw ingeprent dat men theologen en monniken niet kan verslaan, zelfs al zou hij een betere zaak verdedigen dan Paulus deed.Ga naar voetnoot3. En als ik bij jou enig gezag zou genieten, zou ik je met klem aansporen de moeite die je nu zou besteden aan een hachelijk gevecht, aan te wenden voor de bevordering van de geesteswetenschappen. Op dit ogenblik ontbreekt me de tijd om nog meer te schrijven. Ik schrijf namelijk aan diverse vrienden.
Het ga je goed. Freiburg, 21 april 1533