De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2790 Van Cornelius Agrippa
[Frankfurt], 10 april 1533

Agrippa aan Erasmus

Ik zou u over vele belangrijke zaken hebben geschreven, driewerf grote Erasmus, als ik van u niet nog meer zaken van nog groter gewicht zou verwachten. In uw vorige brief^1. beloofde u namelijk dat u mij, als u voldoende tijd had, een lange en vertrouwelijke brief zou sturen. Maar ik durf uw werkzaamheden niet verder te onderbreken, omdat ik moet erkennen dat ik iemand ben die u niets terug kan geven dat u waard is. Ik zie niettemin reikhalzend uit naar uw brief en verzoek u uw Agrippa, die u ten zeerste is toegenegen, niet te veronachtzamen. Mijn boekje tegen zekere theologen dat ik naar Bazel had verzonden om daar te worden uitgegeven, is onverrichter zake naar me

1. Brief 2692.

[p. 77]

teruggekeerd omdat het een aantal mensen had beledigd. Het zal nu elders worden gedrukt.^2. Ik heb u uitgebreider over deze aangelegenheid geschreven, maar dat u de betreffende brief^3. niet heeft ontvangen, heb ik uit uw brief^4. opgemaakt en tevens van Cratander begrepen.

Maar hierover een andere keer verder. Wat u voor nu zou moeten weten is dat de hoogwaardige en illustere keurvorst en aartsbisschop van Keulen,^5. die uw geschriften met grote aandacht bestudeert en u een bijzondere genegenheid en achting toedraagt, vriendschap met u wil sluiten en u in levenden lijve wenst te zien en te horen. Hij heeft me opgedragen u te schrijven om van u te vernemen of u hem deze zomer wilt ontmoeten in Bonn of in Keulen, al is het maar voor enkele dagen, om hem terwille te zijn; hij zal ervoor zorgen dat u allerminst spijt zult krijgen van de reis. Schrijft u me terug wat u zult doen. Eén ding is zeker: als u zult komen, zult u een vorst aantreffen met een zeer christelijke gezindheid, bij wie u zeer veel kunt bijdragen ter bevordering van de rust in de christelijke gemeenschap en in de samenleving.

Ik wens u het allerbeste. 10 april 1533, met haastige pen

2. De Apologia adversus calumnias [...] per aliquos Lovenienses theologistas intentatas verscheen later in 1533, zonder vermelding van de drukker of de plaats van uitgave.

3. Brief 2737.

4. Brief 2748.

5. Hermann von Wied.