De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2789 Aan Nicolas Bourbon
| |
[pagina 76]
| |
rijkere dichtader en geen elegantere stijl dan die van jou. En ik vertrouw erop dat mijn oordeel over jou zal worden bevestigd door iedereen die zich, zoals Erasmus, in Bourbon heeft verdiept. Ik zou Frankrijk kunnen benijden om zijn vele lichten, ja sterren in de edelste kunsten als ik niet veeleer zou denken dat niet alleen Frankrijk, maar de hele republiek der letteren een gelukwens toekomt omdat ik, voordat ik dit leven achter mij laat, een aantal krachtige voorvechters van de schone letteren zie opstaan in dit overigens zo barre en veelbewogen tijdsgewricht. Bovendien verheugt het me ten zeerste dat het valse gerucht over mijn dood jou de gelegenheid heeft geboden een grafschrift voor mij te schrijven; zoiets doet me plezier, nu mijn heenvliegen al lange tijd door mijn gedachten speelt. Toch raak ik gewoonlijk niet in vervoering wanneer ik door jou of jouw gelijken (van wie er maar heel weinig zijn) hemelhoog word geprezen. Ik zal mijzelf beroemd en gelukkig genoeg achten als ik na zoveel uitputtende arbeid voor het herstel van de letteren eindelijk eens zal uitrusten bij mijn Christus. Het ga je goed, verrukkelijke dichter Bourbon, en stel de muzen die jou zo weldadig en vertrouwd zijn, liever ten dienste aan de roem van Christus dan aan die van de mensen. Als de kwelling van mijn nierstenen voorbij was geweest, had je een langere brief gekregen. Breng met evenveel woorden mijn groeten over aan de dichter Salmon. Freiburg im Breisgau, 10 april in het heilsjaar 1533 |
|