De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2788 Aan Bonifacius Amerbach
| |
[pagina 74]
| |
Ik feliciteer jullie beroemde universiteit die op gelukkige wijze is verrijkt met de toetreding van de nieuwe doctor Brunfels. Maar luister nu naar iets waarover je zult lachen. In een bundel voor mij bestemde brieven was een brief terechtgekomen die dubbel was verzegeld. Daar leek nog een andere brief bij te zijn ingesloten. De adressering was pompeus: ‘Aan de vermaarde, maar in werkelijkheid nog aanzienlijker heer Simon Grynaeus, hoogleraar in de platonische en aristotelische wijsbegeerte’, enzovoort. Ik dacht dat ik het handschrift al eens had gezien, maar ik herkende het niet en ik kon de waarheid des te minder raden omdat de brief was terechtgekomen tussen brieven die uit Italië waren verzonden. Het verbaasde me wel dat ook daar bewonderaars van Grynaeus te vinden zijn. Ik stuurde de brief door naar Grynaeus in een enveloppe van mij, waarop ik schreef dat ik die brief verzond met grotere betrouwbaarheid dan waarmee sommige lutheranen mijn brieven behandelen. Denkend dat hij werd aangevallen stuurde hij onmiddellijk een verbolgen antwoord en zei te wensen dat als ik me ergens over te beklagen had, ik zonder omwegen zou zeggen wat me dwars zat. En zoals een spitsmuis zich verraadt door zijn sporenGa naar voetnoot2. vertelde hij dat de ingesloten brief van Carinus was en voor mij was bestemd, maar dat Carinus aan hem de beslissing had overgelaten of die volgens hem in het vuur moest worden geworpen dan wel aan mij moest worden bezorgd; hij had hem echter in het vuur geworpen omdat de brief vriendelijk begon, maar in het vervolg etterde van welbekende kwaadaardigheid. Wat een zielige figuur, voor wie geen wraak genoeg is. De rest vertel ik als we elkaar zien, in april hoop ik. Ik wens je het allerbeste. Freiburg, 22 maart 1533 Je Erasmus van Rotterdam De brief die de gastheerGa naar voetnoot3. van AnselmusGa naar voetnoot4. had toevertrouwd aan Jacobus, mijn dief van vroeger, is langere tijd bij mij blijven liggen omdat er niemand was aan wie ik hem kon meegeven. Maar ik heb hem allang via een betrouwbaar persoon aan Johann Paumgartner verstuurd. Hij zal alles met de grootste zorgvuldigheid afwikkelen. Laat dit alsjeblieft aan die gastheer weten, als dat zo uitkomt, en voeg daar mijn groeten aan toe. Herwagen onderneemt niets. BisschoppenGa naar voetnoot5. vragen mij om een handleiding | |
[pagina 75]
| |
voor de prediking en om andere zaken. Ik heb de grootste moeite gezond te blijven en al jarenlang heb ik mezelf geen vrije dag gegund. Ze laten jou heimelijk als advocaat optreden omdat ze weten dat jij de enige bent aan wie ik niets kan weigeren. Op die manier heeft Holbein door jouw bemiddeling een brief voor Engeland aan mij ontfutseld. Maar hij bleef ruim een maand in Antwerpen hangen en zou nog langer zijn gebleven als hij nog meer ‘onnozelaars had gevonden’.Ga naar voetnoot6. In Engeland heeft hij degenen bedrogen aan wie hij was aanbevolen. Je mag namens Herwagen gerust iets van me vragen, maar sta me dan toe dat ik nee tegen hem zeg. Een voorwoord schrijven voor een zo belangrijke auteur,Ga naar voetnoot7. voor wie ik niets heb gedaan dat de moeite waard was, zou voor mij schandelijk en ongehoord zijn, en de gepaste zorg opbrengen zou ik niet kunnen, ook al zou ik het heel graag willen. Nogmaals, het ga je goed. 10 april Aan de hooggeachte heer Amerbach, doctor in de rechten aan de befaamde universiteit van Bazel. Te Bazel |
|