2784 Van Jean de Carondelet
Brussel, 27 maart 1533
Jean, aartsbisschop van Palermo, aan Erasmus van Rotterdam
Hartelijk gegroet, hooggeachte heer. Zoals de hoogedelgestrenge heer Nicolaus Olahus, onze vriend, en ikzelf in de voorbije dagen hebben medegedeeld in onze brievenGa naar voetnoot1. die u, naar wij hebben begrepen, niet heeft ontvangen, hebben wij ons bij de zeer illustere koningin en landvoogdes der Nederlanden ingespannen om u uit de Duitse woelingen terug te roepen naar de rust van uw geboortegrond door de u vroeger toegekende toelage achteraf uit te keren samen met een zeker bedrag aan handgeld voor verhuiskosten en leeftocht. Hoezeer hare majesteit dit ook verlangt, wil zij toch niet dat dit gebeurt zonder de instemming van zijne keizerlijke majesteit. In opdracht van hare majesteit schrijf ik nu dan ook over deze aangelegenheid aan de heer Granvelle (die u mogelijk van naam kent) met het verzoek zich hierover tot zijne keizerlijke majesteit te wenden en ons zo nauwkeurig mogelijk van diens gevoelen op de hoogte te stellen. Moge het u intussen niet bezwaren het antwoord van zijne majesteit samen met ons geduldig af te wachten.
Brussel, 27 maart 1533