De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeer illustere heer Thomas van Rochford, graaf van Ormond en Wiltshire, gegroetIk zag het er waarachtig al van komen, zeer illustere graaf, dat sommigen mij van onbeschaamdheid zouden betichten als ik een commentaar zou schrijven op het Credo van de apostelen nu dat al door zoveel beroemde kerkgeleerden is gedaan, onder wie Cyprianus die, als eerste onder de Latijnse kerkvaders, het onderwerp zodanig heeft behandeld dat tot dusver niemand hem heeft kunnen evenaren.Ga naar voetnoot1 Daartegenover staat dat ik mij naar mijn eigen opvatting schuldig zou maken aan onbeschaamdheid als ik mij niet zou schikken naar uw wens, temeer daar u met een vroom gemoed om een zo vrome taak heeft verzocht en vooral omdat u de gehoorzaamheid (eerder dan het plichtsgevoel) waarmee ik eerder een uiteenzetting over Psalm 22 heb gegeven,Ga naar voetnoot2 zo goedgunstig heeft opgevat. Het is voor mij geen geheim dat u dit werkje van mij niet vraagt voor uzelf, aangezien u geen lessen van mij nodig heeft, maar voor minder ontwikkelde anderen. Ik heb het onderwerp dan ook op zo'n manier behandeld dat het hele gebed is aangepast aan het bevattingsvermogen van eenvoudige lieden. Ik zou niet weten welke lof ik mij met mijn arbeid zou kunnen verwerven, behalve misschien dat ik een aantal zaken tamelijk eenvoudig en uitvoerig heb behandeld. Maar om lof geef ik niet; wel hoop ik dat de eenvoudige soldaten van de christelijke militie evenveel nut aan mijn werk ontlenen als u, illustere heer, in uw buitengewone vroomheid voor uzelf wenst, en waar ik mij om heb bekommerd met mijn kleine bijdrage, voor wat die waard is. Intussen moet ik de Heer bidden dat hij in zijn goedheid mijn afgenomen krachten aan vult en dat degene die dat religieuze gevoel in uw hart heeft geplant, zich verwaardigt daaraan een gelukkig resultaat toe te voegen, niet alleen in deze aangelegenheid maar bij alles wat u verder met vrome ijver onderneemt. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, in het jaar 1533 na de geboorte van Christus |