De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2746 Van Jan Łaski
| |
[pagina 405]
| |
Ik was door mijn broer in die opstand verwikkeld geraakt, maar zo dat ik toen niets gedaan heb wat niet volledig het bevorderen van eendracht als doel gehad zou hebben. Hij vervolgt nu de weg die hij is ingeslagen. Toen ikzelf de toestand van dag tot dag zag verergeren en er geen enkele hoop op vrede gloorde, begaf ik me, om de indruk te vermijden dat ik de gunst van deze vorstGa naar voetnoot3. versmaadde, naar het hof hier,Ga naar voetnoot4. hoewel ik, zoals je weet, allerminst een hoveling ben, aangezien ik werkelijk niet weet hoe je een vossenhuid aannaaitGa naar voetnoot5. en als ik het zou weten, het volstrekt niet zou willen. Ik heb evenwel enkele vrienden met wie ik graag omga: Leopolita, een man die, behalve door zijn grote kennis, opvalt door zijn rechtschapen en bijna heilige levenswandel; onze vrienden JustusGa naar voetnoot6. en Antonin, verder Strozzi uit Florence, een jongeman die goed onderlegd is in Grieks en Latijn, bovendien zeer bescheiden en een groot bewonderaar van je. Dat is hoe we leven, mijn beste Erasmus, aangezien het niet kan zoals we willen.Ga naar voetnoot7. Maar blijf jij vooral aan me denken en wees ervan overtuigd dat ik de jouwe ben en altijd zal zijn, hoe het allemaal ook loopt. Het ga je intussen goed. Krakau, de dag na Sint-Nicolaas, 1532 |
|