2741 Van Nicolaus Olahus
Bergen, 26 november 1532
Aan Erasmus van Rotterdam
Ik heb me zo opgewonden over ons verblijf in Binche,Ga naar voetnoot1. om allerlei redenen, maar vooral vanwege mijn gebrekkige onderkomen en de dronken, of liever gezegd idiote gastheer, dat ik nauwelijks kon wachten tot we van die ellende af zouden zijn en hierheen, naar Bergen, zouden gaan, een bijzonder aardige stad met vriendelijke mensen. We kwamen hier eergisteren aan; hoeveel vreugde er op dat moment onder de inwoners heerste, hoeveel vrolijkheid onder de kinderen, de jongelui en de huismoeders, hoef ik je, denk ik, niet te vertellen, aangezien jouw Quirinus,Ga naar voetnoot2. die naar de koninginGa naar voetnoot3. was gekomen om je zaken te regelen, bij zijn terugkeer over alles verslag kon uitbrengen. Daarom, mijn beste Erasmus, mag je niet denken dat we jouw belangen uit het oog hebben verloren. Ook Quirinus zelf heeft gezien, evenals al je vrienden die hier zijn, dat wij niets hebben nagelaten wat in jouw belang was, zoveel als we konden of onze verplichtingen en de drukke bezigheden van de vorstin het leken toe te laten. Twijfel dus niet aan ons. Op de (naar ik meen) niet geheel onwelgevallige berichten die je nu van je Quirinus kreeg, zullen we binnenkort uitgebreidere gegevens laten volgen, als we gehoord hebben dat het antwoord dat je nu is gegeven bij je in goede aarde is gevallen.
Het ga je goed. Bergen in Henegouwen, 26 november 1532