De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2739 Van Henricus Cornelius Agrippa
Bonn, [22]^1. november 1532

Agrippa aan Erasmus

Ik schaam me, zeer geëerde Erasmus, u met al die slecht geformuleerde brieven, waar niets in staat behalve ‘gegroet’ en ‘het ga u goed’, bij uw werkzaamheden te storen; maar toen die jongen die bij u in dienst is hier langs kwam en uw groeten aan mij overbracht, zou ik van schandalige ondankbaarheid beticht kunnen worden, als ik niet zou schrijven. Eerbied voor uw naam, die geen stilzwijgen duldt, spoorde dus mijn pen aan, die te vroeg baart en niets

1. De druk waaraan de tekst is ontleend heeft als datum 12 november 1532, maar uit de inhoud blijkt dat hij na brief 2737 van 13 november geschreven moet zijn.

[p. 398]

anders bericht dan dat u van mijn hulp gebruik moet maken, als er iets bij mij te vinden is waar u naar uw idee baat bij hebt; want u zult bij uw vriend Agrippa geen lakse of matte houding aantreffen. Ik schreef Uwe Excellentie de dertiende van deze maand via een bode van de zeer eerwaarde kardinaal Campeggi; die brief zou de Bazelse drukker Cratander aan u overhandigen. Daarin kunt u lezen in wat voor gevecht ik gewikkeld ben met de theologen. Ik wens u het allerbeste.

Bonn, [22] november 1532