De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2737 Van Henricus Cornelius Agrippa
| |
[pagina 396]
| |
listen en lagen aangevallen en heb ik me verdedigd met een uitval waarbij een schermutseling plaatsvond; omdat de strijd evenwel nu grimmiger wordt, heb ik de poort geopend en ben ik geharnast naar buiten gestormd voor een openlijke strijd. De hulptroepen van de Keulenaars en Parijzenaars zullen hen niet in de steek laten; van welke kant ik bescherming zal krijgen weet ik niet, behalve dat ik vertrouwen heb in de zaak, die door geen tegenspraak kan worden onderdrukt, door geen onwaarheid kan worden bezoedeld en die geen schade kan lijden door gebrek aan advocaten of onbetrouwbaarheid van rechters. Met die dekking aarzel ik niet zelfs alleen het gevaar te trotseren. Maar als ik als overwinnaar uit de strijd kom, zal dat niet minder u als mij tot eer strekken, omdat ik me evenzeer met uw als met mijn eigen wapens en pijlen duchtig weer en me des te onbevreesder op dit terrein begeef; u zult binnenkort een nieuwe soldaat zien, die zich met onverschrokken vrijmoedigheid in de strijd werpt. Dan zult u lachen, ik weet het; anderen zullen bewondering hebben. De sofisten zullen uit elkaar barsten;Ga naar voetnoot6. ik zal intussen overwonnen hebben of ontkomen zijn. Het ga u goed, en duid het me niet euvel. Bonn, 13 november 1532 |
|