De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdGermain de Brie aan Erasmus van RotterdamToen ik na verschillende reizen van onze koning,Ga naar voetnoot1. waar ik meestal gedwongen was aan deel te nemen wegens een privékwestie, weer naar Parijs was teruggekeerd, was precies op het goede moment Philippus Montanus daar; want ik dacht er toch al over naar hem toe te gaan of in elk geval de man te vragen naar mij toe te komen, aangezien ik heel graag van hem alles over jou wilde horen. Want van niemand anders krijgen we altijd zulke betrouwbare | |
[pagina 379]
| |
en uitgebreide berichten over alles wat jou aangaat. Hij had gehoord, zo vertelde hij ons, dat jouw vriend Froben heel graag die preken van Chrysostomus wilde hebben die ik al in het Latijn had vertaald.Ga naar voetnoot2. Ik daarentegen deed bij hem nadrukkelijk mijn beklag over het zeer corrupte handschrift dat je mij had gestuurd: dat ik, als ik om mijn goede naam wilde denken, het absoluut onverantwoord vond dat ik zou publiceren wat ik had vertaald, en verder dat ik op een handschrift uit Rome wachtte, dat kon helpen om de plekken op te vullen die ik open had gelaten bij passages die in jouw handschrift beslist zo bedorven waren en vol fouten zaten, dat er voor het herstel ervan niet zozeer een tweede Aristarchus als wel de auteur Chrysostomus zelf nodig was. Toen ik hierover zo aan het klagen was, berichtte hij ons dat ditzelfde werk van Chrysostomus hier eindelijk te koop was, in een Griekse druk uit Verona.Ga naar voetnoot3. Nadat ik had aangegeven dat ik het bewuste werk heel graag wilde hebben, kwam Montanus het me onmiddellijk brengen. Zonder een moment te aarzelen nam ik mijn toevlucht tot enkele van de plaatsen die ik verminkt had aangetroffen in jouw handschrift en nu eens met een sterretje had gemerkt, dan weer met een obeliskGa naar voetnoot4. had doorboord, en waardoor ik (omdat ze ontelbaar waren) bijna was gaan wanhopen aan de vertaling van het werk. Toen bleek dat die passages in de druk uit Verona voor het merendeel onbedorven en compleet waren, begon ik mezelf meteen te beklagen: ik had spijt van mijn gezweet en gezwoeg van het hele afgelopen jaar, toen ik mezelf aftobde met gepieker over passages die ik moest herstellen. Maar vervolgens overtuigde ik Montanus ervan dat niet alleen jouw handschrift, maar ook het boek uit Verona zeer corrupt was, waardoor ik gedwongen ben op een betrouwbaarder exemplaar te wachten. Daarbij hoop ik, zoals ik al zei, dat de bibliotheek in Rome mij kan helpen; dat heeft ons kardinaal Agostino Trivulzio per brief beloofd, een man, zoals jijzelf weet, die onder de voornaamste sieraden van deze tijd gerekend moet worden; overigens zal ook jij, als ik je goed ken, zelfs al dien je de belangen van je vriend Froben, mij niet aanraden (denk ik) onze uitgave te overhaasten bij zoveel fouten en vergissingen in de handschriften, vooral nu er zoveel jaloerse en slechte mensen zijn, zoveel boosaardige en verdorven karakters, zoveel scherpe en giftige tongen. Zeg me eens, mijn beste Erasmus, heb je niet in de gaten aan hoeveel praatjes van kwaadwilligen, aan hoeveel giftig gesis van adders, aan hoeveel dodelijke beten van slangen mensen zich blootstellen die alleen maar iets schrij- | |
[pagina 380]
| |
ven en uitgeven om naar hun vermogen de studie van de literatuur te bevorderen, als ze ergens door ook maar een ogenblik te slapen van de wagen zijn gevallen, zoals dat heet?Ga naar voetnoot5. Vertel me eerlijk, hoeveel mensen zijn er tegenwoordig volgens jou die bij het lezen van andermans geschriften niet eerder worden gedreven door de lust om iets te berispen en te beschimpen dan om te prijzen en goed te keuren? De brutaliteit (om het voorzichtig uit te drukken) gaat tegenwoordig bij velen zover, dat zoïlussen iets wat zelfs de bijval van fatsoenlijke en geleerde mensen zou kunnen verdienen, met een lofrede in de trant van Hipponax, zoals dat heet,Ga naar voetnoot6. aanvallen. Want hoewel het beter zou zijn bijen te imiteren (een oude uitspraak die Janus Lascaris, mijn leraar Grieks, graag herhaalt), die van nature zo zijn dat ze komen aanvliegen om de bloempjes in de tuinen en weiden uit te kiezen, hebben die lieden een zodanig karakter dat ze, overal op zoek naar iets wat ze kunnen berispen, liever vliegen imiteren, die klaar staan om zweren uit te zuigen, hongerige kwelgeesten die ze zijn. Die mensen (zo ze het niet eerder verdienen beesten dan mensen genoemd te worden) vergelijkt een vriend van ons, geleerd zoals er weinigen zijn, telkens zeer geestig met de soldaten van Memnon. Volgens het verhaal heeft Memnon, toen hij voor koning Darius oorlog voerde tegen Alexander en had gemerkt dat ze in hun baldadigheid scheldwoorden naar Alexander riepen, hen met een lans geslagen en gezegd: ‘Ik betaal jullie om van dichtbij met Alexander te vechten, niet om hem van een afstand te beledigen.’Ga naar voetnoot7. Het zijn namelijk - die lieden die ik bedoel - het zijn criticasters van het type dat alleen goed is in kwaadspreken, maar niet met de tegenstander slaags durft te raken; ze scheppen (om met mijn geliefde Chrysostomus te spreken) meer genoegen in laster dan anderen in lofredes.Ga naar voetnoot8. Ik zal het hier niet hebben over een nieuwe groep landgenoten, over wie ik mij niet genoeg kan verbazen, die dag en nacht zozeer genot najagen dat al hun streven daarop is gericht, met als onvermijdelijk gevolg dat ze de minst welbespraakten van iedereen zijn. Toch kunnen ze het absoluut niet hebben als ze een keer iets lovends over andermans talent horen, omdat de ziekte van de jaloezie hen overmeesterd heeft. Ook verbazen deze fantastische lieden zich erover hoe het mogelijk is dat iemand die in hun bijzijn om zijn kennis van Grieks en Latijn, kortom, om een of andere verdienste van het intellect wordt geprezen, zo heeft kunnen worden als ze over hem horen zeggen; zonder er bij | |
[pagina 381]
| |
stil te staan dat welsprekendheid en geleerdheid met moeite en oefening worden verworven, zoals gestamel en onwetendheid het resultaat van veel slapen en luiheid zijn. Ik heb de preken dus al bijna helemaal vertaald (ik wilde dat dit voor Montanus geen twijfel leed en heb hem daarom al mijn papieren laten zien), maar voordat ik toesta dat er een uitgave van verschijnt, zal ik toch wachten of ik soms nog ergens een beter gecorrigeerd exemplaar kan bemachtigen. Want het Sparta dat ik heb gekregen, wil ik absoluut tot sieraad zijn op een manier die bij zijn en mijn waardigheid past.Ga naar voetnoot9. Heus, mijn beste vriend Erasmus, dit werk van Chrysostomus is zo uitnemend en voortreffelijk, zo geleerd en smaakvol, zo zeldzaam en volmaakt, zo christelijk en zelfs zo goddelijk, dat ik meende dat diegene zeer goed af is wie het als door een toverstokGa naar voetnoot10. vergund zal zijn het bewuste werk, door hem in het Latijn vertaald, zelfs in tien jaar op een waardige en onberispelijke manier te publiceren. Deze uitspraak van Socrates bij Plato heeft mij altijd aangestaan: het is werkelijk beter weinig te doen maar wel goed, dan veel op een manier die niet voldoet.Ga naar voetnoot11. Hoewel ikzelf voor deze uitgave geen tien jaar vraag, zullen we ons slechts zo haasten als redelijk en gepast zal zijn. Om de lezer intussen, zolang ik de volledige uitgave uitstel, een voorbeeld van ons werk als voorproefje te geven, publiceren we de eerste acht preken, zowel in het Grieks van Chrysostomus als in het Latijn van mij, een kwart van het hele werk, op jouw aansporing en onder jouw bescherming. Het zal jouw taak zijn het resultaat van doorwaakte uren tegen de beten van kleingeestige critici en lasteraars te verdedigen, mochten die zich voordoen. Het ga je goed en blijf me zoals altijd genegen. Parijs, 1 oktober 1532 |
|