De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de zeer illustere jongeman Charles BlountJe vader vond het niet erg, zeer geachte jongeman, dat hij de opdracht bij de laatste druk van het volledige werk met jou deelde,Ga naar voetnoot1. integendeel, hij was erg blij dat je talent daarmee als het ware de sporen kreeg, ook al houd je uit jezelf er in de velden van de muzen al flink de vaart in.Ga naar voetnoot2. Wijs en vroom als hij is, beschouwde hij het als prachtige winst dat hij jou als deelgenoot en rivaal heeft als het om dit soort rijkdom gaat, die eerder toeneemt dan minder wordt als hij gedeeld wordt. Hij vindt dat hij volstrekt niet benadeeld is, maar meent juist dat zijn geluk duidelijk verdubbeld is, als hij zou zien dat | |
[pagina 377]
| |
de eigenschappen die hemzelf tot een buitengewoon beschaafd man hebben gemaakt, overgingen op zijn zoon. Ik besloot daarom deze aanvulling op het werk, die zo omvangrijk is dat ze op zichzelf als een heus boekwerk beschouwd kan worden, alleen aan jou op te dragen, zodat jij met des te meer plezier vaart houdt en hij des te blijer is. Omdat hij jou zeer liefheeft en zelf zeer bescheiden is, geniet hij immers meer van jouw gaven dan van de zijne, ja, hij rekent eerder die gaven tot de zijne die hij bij zijn zoon ziet opbloeien, dan die waarvan hij beseft dat ze bij hemzelf gerijpt zijn; want de gaven van de geest kennen geen ouderdom. Ga zo door, voortreffelijke jongeman, volhard in wat je begonnen bent; schenk je excellente vader steeds grotere vreugde en blijf je eigen geluk op alle punten vervolmaken. Dat zul je bereiken als je je studie naar het voorbeeld van thuis inricht en ware vroomheid met een goede algemene ontwikkeling combineert, en als je je niet door je illustere afkomst, de goedgeefsheid van de fortuin, het hofleven, liefde voor je vrouw en zorg voor je kinderen laat afleiden en de omgang met de klassieken verwaarloost. Als iemand hier tegenwerpt dat het menselijk verstand en de schaarse tijd niet zoveel bezigheden tegelijk kunnen bevatten, vraag ik je voor jezelf na te gaan wat een groot deel van hun leven anderen verspillen met kaarten en dobbelen en met hoeveel minder kosten, groter genoegen en ten slotte meer vrucht die tijd wordt doorgebracht met het lezen van goede auteurs. Zorg daarom, mijn beste Charles, dat je het evenbeeld van je vader wordt, met uitzondering van één ding: hij had de gewoonte na het eten tot bedtijd boven zijn boeken te murmelen, zodat ik me er vaak over heb verbaasd dat hij daar geen schade aan zijn gezondheid aan over heeft gehouden. Ik schreef dit terwijl ik treurig gestemd en bedroefd was en me zeer ongelukkig voelde, omdat ik uit betrouwbare bron had vernomen dat die onvergelijkelijke man, William Warham, aartsbisschop van Canterbury, het leven voor de dood heeft geruild, of om me beter uit te drukken, van deze schaduw van het leven naar het werkelijke, onsterfelijke leven is overgegaan.Ga naar voetnoot3. Ik beklaag mijn lot, niet dat van hem. Hij was voor mij een werkelijk heilig anker.Ga naar voetnoot4. We hadden een verbond gesloten dat we samen zouden sterven,Ga naar voetnoot5. hij had een gezamenlijk graf beloofd, en ik twijfelde niet of hij zou, ook al was hij veertien jaar ouder, mij overleven. Hij is stellig niet door ouderdom of ziekte van ons weggenomen, maar door een ongelukkig toeval, niet zozeer voor hemzelf ongelukkig als wel voor de wetenschap, voor de godsdienst, voor het ko- | |
[pagina 378]
| |
ninkrijk, voor de kerk: zo groot was de vroomheid van de man, zo groot zijn wijsheid als hij advies gaf, zo groot de vrijgevigheid waarmee hij iedereen hielp. Nu haalt die hemelse ziel voor het goede zaaien dat hij hier deed, een rijke oogst binnen bij Christus. Ik blijf intussen hier halfdood achter, gebonden aan mijn woord, dat ik, als mijn voorgevoel me niet bedriegt, binnenkort zal inlossen. Het zou een afspraak uit vriendelijkheid kunnen lijken, maar de werkelijkheid maakt duidelijk dat het een serieuze overeenkomst was: zo terneergeslagen ben ik door zijn dood; en geen enkele vorm van afleiding kan me opvrolijken, maar juist de tijd zelf, die het pijnlijkste verdriet pleegt te helen, maakt deze wond steeds erger. Om kort te gaan, ik voel dat ik word geroepen. Ik zal blij zijn samen met deze onvergelijkelijke en onvervangbare beschermheer te sterven, mits Christus' barmhartigheid toestaat daar samen met hem te leven. Hij was een heldere ster van de kerk, nu is hij een nog helderder ster aan de hemel; hoezeer wens ik dat ik me als een nietig sterretje bij mijn zon mag voegen! Met dit in memoriam gaf ik niet alleen toe aan mijn verdriet. Ik meende dat het ook voor jou belangrijk was een prelaat die zeker de prijzenswaardigste van allemaal was in je herinnering terug te roepen, zodat je met des te meer enthousiasme je studie en je leven inricht naar een tweevoudig voorbeeld, je vader en je vaders vriend. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 1 oktober 1532 |
|