De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2722 Aan Ambrosius Pelargus
| |
[pagina 373]
| |
wat onheil teweeg en lokte de vrijmoedigheid van Paulus geregeld opstandigheid uit. Ik heb Marius meer dan eens aangeraden zich te onthouden van tirades tegen de andere partij. Dat hadden ook de kanunniken liever gewild. Allereerst heb ik jou niet aangevallen, omdat ik niet denk dat jij het was, en als je het was geweest, was die uitspraak in elk geval niet tegen jou gericht. Je zult zeggen dat men vrijmoedig zijn stem tegen de sekten behoorde te verheffen. Vrijmoedigheid die nuttig was gaf dus aanleiding tot verwerpelijk tumult. Hier is geen sprake van een belediging. Ik zou graag willen horen op welk punt ik de wetten van de vriendschap heb geschonden. Het ga je goed. Ik heb de plaats gevonden. Als je je daardoor gekwetst voelt, waarom heb je er dan niet eerder op gewezen? Het staat namelijk in de oude brieven.Ga naar voetnoot2. Want ik heb allerlei andere dingen verbeterd; ik heb sommige brieven in hun geheel eruit gehaald. Allereerst wordt niemand daar bij naam genoemd. Tot op dit moment heb ik nooit geweten dat je bij de dominicanen preekte. Ook wordt daar geen enkele persoon ergens van beschuldigd, behalve dat jullie met al te luid protest de andere partij hebben geprovoceerd. Nogmaals, het ga je goed. Als je na de lunch wilt komen praten, is dat goed. |
|