2717 Van Jan Boner
Padua, 9 september 1532
Een groet. Philippus, koning van Macedonië, beleefde stellig niet zoveel genoegen aan zijn overwinningen als ik aan uw brief; ook al was mijn hart door verdriet verwond geweest wegens het overlijden van mijn zeer geliefde moederGa naar voetnoot1. (die moge leven voor God), toch was hij een zoete troost voor me en had hij mijn geest, die al helemaal door droefheid verzwakt en ineengezonken was, verkwikt en opgericht.
U schrijft, zeer geachte heer, dat er geen reden is waarom weGa naar voetnoot2. u met recht zouden bedanken, maar u schrijft dat eerder uit bescheidenheid dan naar waarheid. Want het aantal weldaden en diensten die u ons hebt bewezen is zo groot, ik denk niet dat ik daar nu iets tegenover kan stellen; dat zal ik evenwel ooit een keer doen, zo goed en zo kwaad als ik kan, wanneer mijn vermogen en mijn jaren zijn toegenomen. Ik breng u ook oneindige dank voor uw zo vriendelijke vermaning, werkelijk van een vader aan een zoon, die altijd een aansporing voor me zal zijn om me deugdzaamheid en goed gedrag eigen te maken.
Nu vraag ik u ten slotte zich geen zorgen te maken over de Terentius.Ga naar voetnoot3. Ik kreeg namelijk laatst een brief van mijn vader waarin hij de Terentius noemde, in het bijzonder dat hij nog steeds niet is aangekomen en hem onbekend is; dat hij niettemin wil zorgen dat het niet zal lijken dat u uw bereidwilligheid en vriendelijkheid hebt besteed aan zonen van een ondankbare vader. Het ga u intussen goed, en neem me mijn beknoptheid niet kwalijk; het was immers deels schroom, deels zelfs angst die me ervan weerhield te schrijven. Nogmaals, het ga u goed en beschouw mij samen met AnselmusGa naar voetnoot4. als in uw gunst aanbevolen.
Padua, 9 september 1532
Jan Boner, u zeer toegedaan
Aan Desiderius Erasmus van Rotterdam, de grootste geleerde die de wereld heeft gekend, een in alle opzichten te eerbiedigen vader en leermeester. Freiburg im Breisgau