De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

[p. 348]

2707 Aan Nicolaus Olahus
Freiburg, 29 augustus 1532

Erasmus van Rotterdam groet Nicolaus Olahus, thesaurier van Székesfehérvár, secretaris en raadsheer van de zeer illustere koningin^1.

Zeer geachte heer, ik schreef enige tijd geleden aan u en onze vriend Lieven;^2. ik ben blij dat hij u dierbaar is en dat u voor hem zorgt. Ik hoor dat hij echtgenoot is geworden, hopelijk brengt het hem geluk. Blijf hem alstublieft met uw hulp en adviezen bijstaan. Ik stuur deze Quirinus^3. van mij naar Engeland; als hij weer op de terugweg is kunt u met een gerust hart via hem terugschrijven, als er iets is wat u mij wilt laten weten. U moet het aangeven als ik de zeer illustere koningin of u ergens een plezier mee kan doen. Groet Lieven namens mij. Het ga u goed.

Freiburg, 29 augustus 1532

Ik heb Een Bazelse tragedie^4. gestuurd, die ik nauwgezet heb beschreven, voor het geval u er kennis van wilt nemen. Het is een huiveringwekkende, verschrikkelijke misdaad, maar die het vermelden waard is.

1. Maria van Oostenrijk.

2. Lieven Algoet.

3. Quirinus Hagius.

4. Brief 2698.