De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2706 Van Bonifacius Amerbach
Bazel, 29 augustus 1532

Een hartelijke groet. Ik zal zorgen dat je brief aan Sadoleto, samen met de boekjes, zoals je vanaf een papier hebt voorgezegd,^1. door een betrouwbare bode bezorgd wordt. Het is te hopen dat de succesvolle afloop van alles wat je via mij doet gelijke pas houdt met mijn bereidheid je bij alles ter wille en van dienst te zijn. Voor het geschenk betuig ik je oneindige dank. Het is uniek en boven elke Taag en Pactolus^2. te preferen, omdat je me er onsterfelijk mee hebt gemaakt. Ik ben verplicht je op mijn beurt iets te geven. Maar waarmee zal ik je terugbetalen, mijn beste Erasmus, aan wie ik zelfs mijn ziel allang verschuldigd ben? Tenzij je in je vrijgevigheid toestaat dat mijn schuld wordt vereffend met mijn respect en genegenheid voor jou, waarmee ik je als een godheid aanbid en vereer, zal ik sterven als de ondankbaarste van alle mensen; want behalve dat is er niets waarmee ik je kan afbetalen. Dat het een nogal kort briefje is, komt door het plotselinge onverwachte vertrek van Joachim van Gent;^3. ik verwachtte dat hij bij het middageten zou zijn (hij had daarmee ingestemd toen hij gisteravond jouw brief kwam brengen), maar nu laat hij weten dat hij van gedachten is veranderd en, omdat hij een reisgenoot heeft gevonden, zo snel mogelijk jouw kant op zal gaan. Het ga je goed, onvergelijkelijke beschermheer, mijn geliefde sieraad.^4.

Bazel. In haast. De dag na Sint-Augustinus, 1532

Basilius^5. groet je zeer hartelijk

Bonifacius Amerbach, van harte de jouwe

1. Zie brief 2703, waarop deze brief het antwoord is. Voor de formulering zie Plinius, Naturalis historia 28, 11.

2. Rivieren die volgens de klassieke voorstelling goudzand meevoerden; zie Adagia 575.

3. Joachim Martens.

4. Horatius, Oden 1, 1, 2.

5. Basilius Amerbach.