De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
2700 Aan Karel Uutenhove
| |
[pagina 338]
| |
nog steeds doet, tot grote schande van de orde? Alsof het nog niet genoeg was dat hij zich in Augsburg zo als een schurk had gedragen, schreef hij een brief die hij aan het hof van koning Ferdinand richtte, waarvan vooraanstaande hovelingen mij het eigenhandig geschreven exemplaar stuurden. Daarin staat het volgende over mij: ‘Ik verwacht van de kant van Uwe Hoogheid het pamflet van de heer doctor Eras-mus tegen Mer-dardum’.Ga naar voetnoot4. Maar genoeg hoop heeft degene die nooit ergens op hoopt. Hoeveel ingetogener is het wat Nomentanus en BalatroGa naar voetnoot5. bij Horatius zeggen dan deze serafijnse leerling van die zeer bescheiden Franciscus! Ze denken dat Franciscus boos op mij is omdat ik lieden over de hekel heb gehaald die de hemel beloven aan hen die zich in een franciscaans habijt laten begraven.Ga naar voetnoot6. Maar de heilige Franciscus verscheen mij onlangs na middernacht in een droom; zijn blik was kalm en vriendelijk en hij bedankte dat ik misstanden aan het licht bracht die hijzelf altijd had verfoeid, en hij rekende mij onder de vrienden van de orde. Hij droeg niet de kleding waarin ze hem nu uitbeelden; hij had een pij aan die niet een combinatie van wollen stof in verschillende kleuren was, maar een van grauwe wol, zoals wol die van het schaap wordt geschoren, ongeverfd, of als je het liever in het Grieks wilt, abaphos,Ga naar voetnoot7. en hij droeg geen kap met punt, maar een capuchon, op de rug aan het kleed bevestigd, die over het hoofd getrokken kon worden als het toevallig hard was gaan regenen, zoals we dat tegenwoordig ook zien bij de kleding van sommige Ieren. Ook had het touw geen kunstig gelegde knopen, maar het was een touw zonder knopen, eenvoudig zoals boeren dragen; en het kleed hing niet tot op de grond, maar was een handbreed of meer boven de enkels. Hij droeg geen schoenen met openingen, maar was helemaal blootsvoets. Van de vijf stigmata op schilderijen zag ik geen enkel spoor. Toen hij wegging stak hij zijn hand uit en zei: ‘Wees dapper in de strijd, je zult weldra een van de mijnen zijn’. Ik denk evenwel niet dat we ons om de kleding druk moeten maken, als ze maar aan hun aartsvader doen denken door de deugden waarin hij meende dat de volmaaktheid van die orde was gelegen. Ze noemen die de zes serafijn- | |
[pagina 339]
| |
se vleugels.Ga naar voetnoot8. De eerste is onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, de tweede evangelische armoede, de derde onbevlekte kuisheid, de vierde intense nederigheid, de vijfde vredige eenvoud, de zesde serafijnse naastenliefde. Was het maar zo dat allen die meedroegen in hun hart, zoals ze die meedragen onder hun pij! Dan zouden ze absoluut als engelen van de vrede omhelsd worden, niet alleen door domme vrouwtjes, maar juist ook door de verstandigsten. Maar hoe weinigen zijn er in werkelijkheid die op een zuivere manier onderwijs geven in de evangelische filosofie, hoe groot is aan de andere kant de groep die ronddoolt langs vorstenhoven of de huizen van de rijken, die niet onderwijst en zich bovendien zo gedraagt dat de huizen waar ze zich bevinden geenszins zuiverder worden! De verstandige lezer begrijpt wat ik hier verzwijg en wat ik liever zeg door te zwijgen. Was het maar zo dat ze niets deden wat met stilzwijgen bedekt hoefde te worden! Ze laten een document van frater Leopold, van frater Bernardinus zien, van wie niemand het bestaan weet. Ze denken dat dit ruim voldoende is om voor goede mensen door te gaan. Tijdens een lange reis vragen ze om geld, dat ze evenwel met een doekje aanpakken - ze raken het niet met blote handen aan.Ga naar voetnoot9. Wie met een beetje hersens zou hiernaar kunnen kijken zonder in de lach te schieten? Nu hebben sommigen ook het volgende bedacht: behalve dat ze rijke, wereldvreemde mensen die op sterven liggen ertoe overhalen zich in een franciscaans habijt te laten begraven en door een schenking deelgenoot te worden van alle goede daden die door de orde zijn verricht, halen ze hen er ook toe over bij testament iedereen, stuk voor stuk, die bij de groep van observanten hoort, het recht te geven om in hun huizen te logeren, zodat ze, uitgenodigd of niet, een plek hebben. In de eerste plaats wordt hier, in strijd met het natuurrecht en het burgerlijk recht, de erfgenaam de vrijheid ontnomen waar iedereen in zijn eigen huis op hoort te kunnen rekenen. Is het geen ernstige onderdrukking als iemand die kinderen heeft, jongens en meisjes, een vrouw op nog jonge leeftijd, een hele stoet dienstmeisjes, verplicht is, of hij wil of niet, herhaaldelijk onbekende mensen in zijn huis te ontvangen - Spanjaarden, Italianen, Fransen, Engelsen, Schotten, Ieren, Duitsers en Indiërs -, zelfs als er in dezelfde stad een klooster van de serafijnse gemeenschap is? Zien we niet hoe angstvallig ze zorgen dat er bij hun eigen kloosters geen enkele inkijk van de buren mogelijk is? Wat een gezeur geeft dat, wat een drama maken ze daarvan! Die ene heiden bood een timmerman, die beloofde voor één talent te zorgen dat er bij zijn huis geen inkijk van de | |
[pagina 340]
| |
buren mogelijk was, tien talenten, als hij op een of andere manier kon zorgen dat alles wat hij in zijn huis deed, voor de hele buurt zichtbaar was.Ga naar voetnoot10. Ze zullen zeggen: ‘We zijn mensen.’ Natuurlijk, en ik verwijt hun niet dat ze graag serafijnen worden genoemd. Maar wat denken ze dat die op aarde rondkruipende wezens te verduren hebben, als ze gedwongen worden dagelijks nieuwe gasten, die ze niet kennen en van wie ze niets weten, in de privé-vertrekken van hun huis op te nemen, die alles wat ze daar horen en zien, net alsof ze in opdracht van Ceres graan rondstrooien, over de hele wereld verspreiden? In elk geval behoorden mannen met verstand op grond van hun eigen oordeel de gevoelens van anderen in te schatten. Ze kunnen wel raden dat niet iedereen binnen zo'n grote groep een zuiver karakter heeft, aangezien ze geregeld naar een andere streek worden gestuurd omdat ze zich ergens anders niet erg zedig hebben gedragen. En zelfs al zijn ze allemaal vroom, ingetogen, kuis, het blijven toch mensen, die hetzelfde lichaam met zich ronddragen als anderen. Daarom verbaast het me niet dat er mensen bij zijn die denken dat ze op die manier voor hun maag moeten zorgen; wel verbaast het me zeer dat de satrapen van de orde het goed vinden dat broeders anderen tot last zijn en zichzelf aan zo'n groot gevaar blootstellen. Want ik zal hier niet de verhalen weergeven die gewoonlijk worden verteld door degenen die zulke gasten in hun huiselijke kring toelaten. Ze zullen zeggen: ‘De nood dwingt ons.’ Maar er waren allerlei manieren om die weg te nemen of te verlichten. Allereerst: waarom is het nodig dat al die zwermen heen en weer de wereld doorkruisen? Ze handelen niet allemaal in het belang van het evangelie, ik ben zelfs bang dat maar weinigen dat doen. Verder was het gepaster als ze bij broeders of zusters van hun eigen groep zouden logeren. Maar ze willen geen last zijn voor hun eigen mensen. Maar die last kon gemakkelijk worden gecompenseerd door de vrijgevigheid van de eigenaren van de huizen waar ze nu binnendringen, wat erg hinderlijk voor de gastheer is en geen gering risico voor henzelf betekent. Ik zal hier niet vragen hoe het bij hen met die beroemde serafijnse naastenliefde zit als ze mensen van hun eigen gelofte onderdak weigeren, vooral omdat zulke mensen met heel weinig tevreden zijn, aangezien ze de apostelen navolgen. Hoe weinig kost het dierbare broeders een stuk grof brood en wat bonen met een beker koel water te geven? Maar hoe dit ook zij, in elk geval paste het degenen die zich voor bedelmonniken uitgeven te vragen om gastvrijheid, en als die door de een geweigerd wordt het bij een ander te proberen. Maar bij iemand binnenvallen, ongeacht wat die persoon ervan vindt, is je niet als gast gedragen, maar doen alsof je de heer des huizes bent. | |
[pagina 341]
| |
Zo'n veertig jaar geleden leerde ik broeder Dietrich van MünsterGa naar voetnoot11. kennen. Hij ging nergens heen, behalve om te preken; en nergens nam hij voedsel voor zijn lichaam tot zich, behalve waar hij voedsel voor de geest zaaide. Intussen werd hij uitgenodigd in de huizen van de rijken, maar hij bleef daar tien of acht dagen, als er veel hoop op resultaat gloorde. Als hij ergens anders werd uitgenodigd, verontschuldigde hij zich. Toen hij een keer naar Bergen was gegaan om er enkele dagen te preken en in het huis van Johannes van Meer, een voornaam burger, logeerde, werd hij door de burgemeester van die stad,Ga naar voetnoot12. die op de uitzonderlijke heiligheid van de man was gewezen, uitgenodigd voor het eten. Hij antwoordde eerlijk dat als het hem werd toegestaan op zichzelf te wonen, hij daar acht dagen zou preken; zo niet, dat hij meteen weg zou gaan. Hoe weinig last bezorgde die vrome man als gast! Aan de verste zijde van het huis, bij de achterdeur, had hij een kamertje voor zichzelf gekozen en hij wilde van de schatrijke man niets anders aannemen dan grof brood en koud bier. Hij wilde geen vuur. Daar las, bad, mediteerde hij, samen met zijn metgezel. Hij ging nergens heen behalve naar de kerk, en wel via de achterdeur; men zag hem nooit in het voorste deel van het huis, waar de echtgenote met haar kinderen en dienstmeisjes verbleef. Zou het zulke mannen ooit aan een onderkomen kunnen ontbreken? Of wie is zo arm, dat hij bezwaar heeft tegen zo'n gast? Ze klagen dat de interesse voor liefdadigheid overal afgenomen is. Misschien komt dat doordat hun interesse voor vroomheid afgenomen is. Ze mogen de wereld aanklagen als die niet geeft wat ze hun verschuldigd is, mits zijzelf de wereld geven wat ze haar verschuldigd zijn. Maar nu is het niet verwonderlijk dat de wereld geen aandacht voor de wereld heeft. Als zij zaaien wat de geest behoeft, is het redelijk dat ze bij anderen oogsten wat het lichaam behoeft. Maar als ze op wezens stuiten die zo inhumaan zijn dat ze mensen die hun plicht vervullen zelfs het eenvoudigste voedsel weigeren, rest hun het voorbeeld van Paulus, de meest serafijnse onder de apostelen.Ga naar voetnoot13. Als iemand hun dergelijke dingen voorhoudt, zou hij wellicht voor een vijand aangezien kunnen worden, terwijl het juist ten zeerste in het belang van de orde is. Maar dit is al meer dan genoeg hierover. Dat je een vrouw zoekt, mijn beste Karel, vind ik heel goed, want het is beter te trouwen dan te branden | |
[pagina 342]
| |
van begeerte;Ga naar voetnoot14. maar let toch vooral op dat je niet alleen met je ogen, maar ook met je oren een vrouw trouwt, en doe het met veel omzichtigheid, omdat wat eenmaal gedaan is niet ongedaan gemaakt kan worden. Vooruit, waar blijf je nu met je verwijten dat je geen brief krijgt! Nu heb je, als ik me niet vergis, een breedvoeriger brief dan je zou willen. Toen ik kort geleden mijn - in naam bloemrijke,Ga naar voetnoot15. maar in werkelijkheid verwelkte - brieven doorkeek, vond ik er een paar aan jou. Daarom vermoed ik dat niet alles wat ik schrijf daar aankomt. Doe de hartelijke groeten aan Edingen, die familie van je is, en aan Ammonius, een uitzonderlijk vroom man. Je moet me nadrukkelijk aanbevelen bij de zeer geachte Willem de Waele. Ik zou hier vertellen hoe fantastisch zijn neef Karel Sucket zijn zaken voor elkaar heeft in Turijn,Ga naar voetnoot16. als ik niet het voor de hand liggende vermoeden had dat hijzelf uitvoerig over alles heeft geschreven. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 9 augustus 1532 |
|