De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2689 Van Jean de Carondelet
| |
[pagina 320]
| |
van u zien, in het bijzonder de meest recente, waarin u, onduidelijk evenwel, zonder iets te melden wat zeker is, reageert op wat Olahus, secretaris van Hare Majesteit, u heeft geschreven.Ga naar voetnoot2. U zegt dat u in Freiburg aan het verbouwen bent en dat u niet zonder Bourgondische wijn kunt. U klaagt over de ongemakken van het reizen, de lange onderbreking en nog wat van die dingen, die gemakkelijk opgelost kunnen worden, echter zonder te zeggen wat u hebt besloten. Dat is voor ons belangrijk om te weten, voordat we ons tot Hare Majesteit wenden om verder over uw salaris en andere dingen die u mogelijk aangaan te onderhandelen. Ook al kijkt deze hele provincie zeer naar uw komst uit en wacht iedereen, van hoog tot laag, in spanning af, ook al verlangt het vaderland zelf naar uw terugkeer, toch is er niets wat voornoemde Nicolaus en ik u met zekerheid kunnen meedelen en beloven, totdat u ons definitiever laat weten wat u wilt, dat wil zeggen, of u wel of niet komt, op welke voorwaarden en volgens welke afspraken, of u tevreden wilt zijn met uw oude jaargeld dat vanaf dat moment jaarlijks stipt uitbetaald zal worden, of een ruimer bedrag eist. We vragen u nadrukkelijk dat te doen; vervolgens zullen we ons samen met Olahus tot de koningin wenden om gedaan te krijgen dat u geen spijt zult hebben van uw vertrek uit Duitsland, de ongemakken van de reis of uw besluit zo'n belangrijke vorstin te gehoorzamen. Ik beveel me van harte in uw gunst aan. Brussel, 19 juli 1532 Misschien heb ik minder vaak geschreven dan voorheen, maar uw eigen stilzwijgen gaf mij daartoe aanleiding. Niet dat ik u daarom beschuldig van nalatigheid, maar ik verontschuldig me dat de correspondentie van mijn kant stillag. |
|