De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2690 Aan Thomas Cajetanus
| |
[pagina 321]
| |
aan mij bij het bundeltje zat, voor mij de weg naar de vriendschap met Uwe Eerwaardigheid.Ga naar voetnoot2. Er is immers niets waardoor ik duidelijker merk dat u mij welwillend gezind bent, dan dat u met wijze en tegelijk vriendschappelijke raad laat zien hoe ik de verdenkingen en ergernissen bij de mensen kan wegnemen en tegelijk mijn studie en ouderdom voor die keffers kan vrijwaren. Wat Uwe Eerwaardigheid aanraadt, heb ik grotendeels al uit mezelf gedaan, door verschillende plaatsen aan te strepen en te verbeteren waar zonder twijfel sprake is van een fout van mij of de zetters. Verder heb ik naar ieders oordeel de door u geëiste gematigdheid betracht toen ik op de aanmerkingen van de Parijse theologen reageerde, die onlangs met de naam van de faculteit erbij verschenen,Ga naar voetnoot3. terwijl ze in werkelijkheid van één rusteloze man zijn, die zich zo gedraagt dat hij nauwelijks door zijn eigen college wordt getolereerd.Ga naar voetnoot4. Ze hebben het telkens tegen mij over Augustinus, maar ik was heel wat strenger voor mijn pennenvruchten dan Augustinus voor de zijne, die van een nalezing sprak, niet van het terugnemen van zijn woorden, maar van het doornemen van zijn werken, zodat er niets verloren zou gaan. Wel verbetert hij terloops enkele kleinigheden en verdedigt hij soms iets niet zonder de schijn van een uitvlucht. Maar ik zou niet weigeren datzelfde bij al mijn werken te doen, mits het vaststaat welke passages een dwaling bevatten, of iets wat mogelijk een steen des aanstoots is omdat het verwant is met een dwaling. Maar wat moet ik doen bij passages die door de critici niet begrepen zijn, die vervormd zijn, waarvan de betekenis opzettelijk verdraaid is, die van de ene naar de andere persoon, van andere tijden naar deze zijn overgeheveld? Er zijn massa's van dit soort dingen die mij door verscheidene lieden worden toegesnauwd, uit haat, jaloezie of eerzucht. Ze doen alsof ze voor de kerk ijveren, maar toch waren hun aanvallen nooit gevaarlijker voor mij dan op het moment dat de strijd die ik in Duitsland met de steeds invloedrijkere sekten voerde, op zijn hevigst was. Ook slaan sommigen met hun oordeel zozeer de plank mis, dat ik, als ik naar hen zou willen luisteren, datgene uit mijn werken zou moeten halen wat volgens geleerde en tegelijk vrome mensen juist het beste is. Als er ook maar een greintje ketterse gezindheid bij mij aanwezig was, was ik mogelijk allang door al dat gekef razend geworden en naar het kamp van de ketters overgegaan. Ik heb ook nooit één discipel verworven, maar degenen die ik kon weghalen, overgedragen aan de kerk, omdat ik liever wilde dat ze haar medediscipelen waren dan discipelen van mijzelf. Ik heb tegen- | |
[pagina 322]
| |
over velen mijn mond gehouden en niemand overwonnen zonder gematigdheid te betrachten. Maar hoe dit ook zij, wat Uwe Eerwaardigheid in haar wijsheid aanraadt, dat zal ik, hoewel ik het al uit mezelf van plan was, met des te meer enthousiasme doen, omdat ik weet dat zo'n belangrijk persoon mijn voornemen goedkeurt. Ik zal nooit, zoals u hoopt, mensen die me tegenspreken helemaal de mond snoeren, in elk geval niet degenen bij wie dat een ziekelijke neiging is en die dat niet met oordeel doen. Voor mij zal het ruimschoots voldoende zijn als ik de weldenkenden tevreden stel, maar vooral Christus. Ik zou graag willen dat Uwe Eerwaardigheid er absoluut van overtuigd is dat uw aansporing bijzonder welkom was; ik zal u op korte termijn laten zien dat die niet vergeefs is geweest. Want ik kan dit niet voor de beursGa naar voetnoot5. van de aankomende herfst klaar hebben. Ik zal zorgen dat het met Pasen af is, met Christus' hulp. Ik had ook besloten passages uit mijn werken te verzamelen waar ik openlijk de strijd aanga met lasterlijke aantijgingen en niet erkende dogma's van bepaalde lieden; en verder verdachte passages te verduidelijken of te verbeteren, op zo'n manier dat de reputatie van geen enkele persoon of orde intussen wordt beschadigd door ook maar één scheldwoord.Ga naar voetnoot6. Ik weet dat sommigen hierna een triomftocht zullen houden en zullen roepen dat Erasmus omver is geworpen. Maar ik vind belangrijker wat goed is voor de rust binnen de kerk dan wat goed is voor mijn reputatie. Als ik de goedkeuring van Christus heb, van u en van mensen zoals u, die waarachtige geleerdheid met waarachtige vroomheid hebben gecombineerd, heb ik voldoende overwonnen. Ik geef niets om waardigheden en prebenden, ik ben een mensje van de dag; toch zal ik het bijzonder fijn vinden als de paus mij steunt bij wat ik doe en daar op een of andere manier blijk van zou geven. Rome zond ons al talloze lasterlijke pamfletten, terwijl de wereld wat beters verwacht van dat bolwerk van vroomheid. Er is al meer dan genoeg ruzie overal. Zulke pamfletten zijn niets anders dan broedplaatsen van onenigheid. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 23 juli 1532 |
|