De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2688 Van Bonifacius Amerbach
Bazel, 10 juli [1532]

Een hartelijke groet. Bij het lezen van je troostbrief,^1. zeer illustere Erasmus, leefde ik weer op. Meteen na de dood van mijn dochtertje was de gedachte bij me opgekomen dat Christus me volgens het redelijkste recht behandelde, toen hij wat hij te leen had gegeven krachtens zijn recht weer terugvroeg. Ook dacht ik veel aan voorbeelden van mensen uit de oudheid die de grootste gelijkmoedigheid toonden bij het verlies van kinderen. En ten slotte zag ik in dat het niet helemaal klopte dat de rede bij een geletterd persoon niet kon bereiken wat de tijd bij gewone mensen bereikt. Toch kwam ik geen stap verder toen ik mezelf aan de hand daarvan onder controle probeerde te krij-

1. Zie brieven 2678 en 2684.

[p. 319]

gen, zo sterk was die vaderlijke liefde geworden. Hoeveel mensen zich daarvan los kunnen maken weet ik niet, voor mij was het toen in elk geval onmogelijk. Omdat ik daar niet tegen opgewassen was, werd ik zelf ook ziek en met die ziekte worstel ik nu al achttien dagen. Als je vraagt wat voor ziekte, ik geloof dat zelfs een arts daarover geen juiste uitspraak kan doen. Want wat onze gissing betreft dat het een koorts als gevolg van de pest was, dat wordt in mijn ogen onwaarschijnlijk, zowel door wat ik hiervoor vertelde als door het feit dat ik nooit hoofdpijn had, maar alleen in het begin zo buitensporige verhoging, dat ik helemaal in brand leek te staan. Maar dankzij Christus trok dat meteen de dag nadat ik medicijnen had gebruikt weg. Nu heeft een normalere temperatuur het teken gegeven dat er een betere gezondheid op komst is; daar heeft jouw brief niet weinig aan bijgedragen. Want of het nu mijn genegenheid voor jou is of jouw gezag over mij, of - eerder nog - allebei, door die meeslepende woorden van je veranderde mijn stemming, zodat ik wat er aan verdriet over was, zo niet volledig van me afzette, dan toch in elk geval gelijkmoediger leerde te dragen, ja, ik begon me meteen na lezing ervan beter te voelen. Daarom betuig ik je oneindige dank voor het medicijn, dat wil zeggen: de brief, maar evenzeer voor al de moeite die je je, ondanks belangrijker bezigheden, omwille van mij hebt willen getroosten bij het hierheen sturen van de brieven van Sadoleto en anderen. Zorg, mijn beste Erasmus, goed voor jezelf. Als ik hoor dat het met jou uitstekend gaat, ben ik al genezen.

Bazel, 10 juli

Herwagen^2. is bij zijn vertrek hiervandaan niet bij mij geweest; ik geloof niet dat hij echt boos is. Ik zou het lot van Alciati betreuren, als hij niet met zo'n hoog salaris naar Padua werd gelokt; want hij krijgt, naar ik hoor, niet minder aangeboden dan in Bourges.

2. Zie, ook voor het volgende, brief 2686.