De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2687 Van Ludolf Cock
| |
[pagina 316]
| |
reld verblijft, zoals u over Johann von Vlatten, eerste raadsheer van onze vorst van Kleef enz. schrijft.Ga naar voetnoot6. Zo het niet vergund wordt daar andere vruchten van te plukken, beschouw ik het in elk geval als overvloedige winst dat ik rijker aan vrienden ben geworden, onder wie Willibald Pirckheimer gerekend kan worden, een opmerkelijke en veelzijdige geleerde. Twee jaar geleden reisde ik via Neurenberg naar de rijksdag in Augsburg. Ik kan niet beschrijven hoe aardig en welwillend ik, die niets voorstel, toen door Willibald bejegend ben en hoe hij met mij als met een leeftijdgenoot en gelijke gepraat heeft. Hij gaf in het kort een samenvatting van de hele stand van zaken en de tijd waarin we leven. Onder andere stak hij de loftrompet over Erasmus, liefhebber en hersteller van alle wetenschappen en de ware vroomheid; hij zei dat het bijna ingestorte christendom niet hersteld kan worden, tenzij het aan u en mensen zoals u wordt overgelaten de meeste christelijke geloofsartikelen nauwkeurig te onderzoeken. Ik ben hier spaarzaam met woorden, omdat ik niet de indruk wil wekken te vleien. Verder verklaarde hij dat geleerden prebenden als beloning voor deugdzaamheid en geleerdheid moesten krijgen, nadat (zei hij) die harpijen van de roomsen weggestuurd waren, ver, ver hiervandaan enz. Vervolgens kwam ik in contact met de zeer eerwaarde heer Lorenzo Campeggi, apostolisch legaat enz., die mij in Augsburg een eervol geschenk gaf, gul als hij is tegenover hen die zich aan de studie wijden. Dankzij een aanbeveling van Willibald had ik het grote geluk ook bevriend te raken met Hermann von Neuenahr, graaf, proost enz., die toen in Augsburg ziek was. (Had het lot de christelijke wereld deze man maar niet misgund, voor wiens ziel, en voor die van Willibald, we moeten bidden.)Ga naar voetnoot7. Ten slotte begreep ik dankzij onomstotelijke bewijzen dat de vriendschap met de illustere vorst Franz, graaf van Waldeck, bisschop van Minden en onlangs gekozen en bevestigd als bisschop van Münster en Osnabrück, een vriendschap die we min of meer in Erfurt hadden gesloten wegens de studie, onder gelukkige voortekenen vastere vormen had aangenomen. Voorzien van de ware gaven van een bisschop nam hij vervolgens het bestuur van die gebieden op zich; moge de grote en almachtige Christus hierbij geluk en zegen schenken, amen. Wees alstublieft in uw wijsheid zo goed hem een keer te schrijven (hij wordt namelijk vanaf zijn jeugd meegevoerd door een sterk verlangen naar u, voor wie hij grote genegenheid koestert) en, als de gelegenheid zich voordoet, er bij hem op aan te dringen dat hij aan zijn plicht en de studie denkt. Tot nu toe was er in Münster een zeer talrijk gehoor, wat in | |
[pagina 317]
| |
deze stormachtige tijd zeer zeldzaam is geworden. Verder heeft Karel de Grote in Osnabrück met een speciaal privilege gewaarborgd dat er docenten Hebreeuws, Grieks en Latijn in dienst genomen konden worden die betaald werden met algemene middelen om les te geven op de zogeheten ‘hoogste’ school van de heilige Petrus.Ga naar voetnoot8. Maar door de ongunst der tijden heeft men zich er steeds weinig om bekommerd; ook zijn de salarissen voor andere doeleinden aangewend. Maar nadat ik de universiteit van Erfurt had verlaten, nam ik enkele jaren geleden, om niet in ledigheid weg te kwijnen, de taak op me om les te geven aan het druk bezochte gymnasium in Osnabrück. Omdat ik belemmerd werd door mijn eigen zaken en die van vrienden heb ik die taak opgegeven. Ook is het intussen met de zaak van de letteren zover gekomen dat het daarmee bijna gedaan lijkt, tenzij de bescherming van deze bisschop hulp biedt. Wees zo vriendelijk, zeer geachte en geleerde heer, als u de mogelijkheid hebt, hem te schrijven over de kwestie van de studie, en er bij hem op aan te dringen dat hij rekening houdt met geleerden. U ziet zelf in wat voor crisis het christendom verkeert, vooral in Saksen, waarbij ik Westfalen meereken. In zijn entourage bevinden zich Thomas von Halle, proost van de kerk te Minden, en Burchardus Buschius (een volle broer van Hermannus Buschius), deken, Johann von Schmising, kanunnik te Münster, Johann von Kerssenbrock en Theoderich von Ghel, schoolhoofd en kanunnik van de kerk van Osnabrück, die geen van allen afkerig zijn van de literatuur, en vele anderen die opvallen door hun geleerdheid en vroomheid. Als het bisschoppelijk hof rijk voorzien was van dergelijke mannen, zou er geen twijfel zijn dat ook de literatuur in de oude glorie werd hersteld. Omdat ik zo'n geschikte MercuriusGa naar voetnoot9. had, Felix Polyphemus,Ga naar voetnoot10. wilde ik u hoe dan ook schrijven om te getuigen van mijn genegenheid voor u. Wilt u mij dat alstublieft, overeenkomstig uw vroomheid en mildheid, niet kwalijk nemen. Wegens de verwarring die in de hoofden heerst, waardoor het vaak gebeurt dat zelfs een wijs man misleid wordt, wilde ik niet uitgebreider schrijven. Enkele dagen geleden ben ik door een stel gemene lieden van vrijwel mijn volledige vermogen beroofd, en wel toen ik me 's avonds in Regensburg naar huis begaf. Beveel me met een brief van u aan bij de bisschop van Münster; er zal geen reden zijn dat u spijt van uw aanbeveling krijgt. Als het mogelijk is zou ik willen dat u zich in uw wijsheid verwaardigde mij één brief, die ik boven alle prebenden en gaven van de fortuin zou verkiezen, | |
[pagina 318]
| |
terug te schrijven. Het ga u goed, mijn beste Erasmus, helft van mijn ziel,Ga naar voetnoot11. die ik zelfs tegen uw zin onophoudelijk zal liefhebben zolang ik leef. Als Bertram von Damm nog bij u is,Ga naar voetnoot12. wens ik hem het beste samen met zijn hele familie. Polyphemus zal u informeren over wat er tijdens de rijksdag in Regensburg is besproken. Rescius is, zoals hij me schreef, bezig met het drukken van een groots werk van een zekere Leuvense theoloog; hij zal het amper in een jaar afkrijgen. U kunt wel raden wie het is.Ga naar voetnoot13. Campen, die zich hier in het gevolg van Johannes Dantiscus, bisschop van Chełmno, gezant van de koning van Polen enz. bevindt, zei dat hij het een keer in Leuven heeft gezien en beweerde dat het ronduit nonsens was. Dat het u, wijs man, goed mag gaan, in wiens gunst ik me nadrukkelijk aanbeveel. Regensburg, 1532, de dinsdag na Maria-Visitatie Ludolf Cock van Bielefeld, Uwe Excellentie zeer toegedaan Conradus Goclenius is afkomstig uit het graafschap Waldeck.Ga naar voetnoot14. Te overhandigen aan Eobanus Hessus in Neurenberg, of Otto of Johann von Falckenberg, volle broers, kanunniken van de vermaarde kerk van Speyer, of iemand in Keulen Aan de absoluut hooggeachte heer Erasmus van Rotterdam, hersteller van de ware vroomheid, vermaard theoloog, zijn vriend. Freiburg im Breisgau |
|