De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2682 Aan Viglius van Aytta
| |
[pagina 306]
| |
met een driepoot? Het is eerder een wonder dat hij geen pak slaag voor z'n blote billen kreeg, omdat hij de vreselijke misdaad had begaan een wending die niet bij Marcus Tullius voorkomt voor Latijn aan te zien! Maar wat als er een paar boeken van Cicero opduiken die tot nu toe onbekend waren? Gaat die DaedalusGa naar voetnoot8. van jou dan een nieuw amfitheater voor ons bouwen? Is er iets dwazers dan al deze ophef? Het verbaast me dat er daar over het boek van Giulio Camillo wordt gefluisterd, terwijl het zich, gedrukt in Parijs, in alle richtingen verspreidt.Ga naar voetnoot9. Ik heb het niet helemaal gelezen, ik heb er alleen maar hier en daar wat van geproefd. Het wemelt van hoofd tot hielGa naar voetnoot10. van de brutaalste leugens en volslagen dolzinnige verwijten. Hij is niet consequent en er is geen enkele samenhang. Hij veronderstelt dat ik de roem van Marcus Tullius probeerde uit te wissen zodat daarna alleen nog mijn werken gelezen zouden worden. Hij zegt dat mijn boeken in Parijs in het openbaar zijn verbrand, waarbij de beul het vuur aanstak. Hij zegt dat ik bij AldusGa naar voetnoot11. de taak van knecht, dat wil zeggen: proeflezer vervulde, terwijl ik bij Aldus niets las behalve het voorlaatste zetsel, om te zien of ik nog iets wilde toevoegen. Aldus las na mij, en wel alleen bij mijn Adagia, die tegelijk door mij werden geschreven en door Aldus werden gedrukt. Hij zegt dat ik mij amper van een handgemeen heb onthouden omdat ik aan die tafel zat, terwijl ik een eervollere plaats aan tafel had dan Asulanus en Aldus, en ze hun uiterste best deden om me na de voltooiing van de Adagia nog een paar maanden vast te houden. Wanneer hij ergens Aristoteles citeert, zegt hij: ‘Ik zeg dat niet tegen jou, jij hebt Aristoteles niet gelezen’, terwijl ik op meer dan driehonderd plaatsen Aristoteles citeer, zowel in het Grieks als in het Latijn. Om kort te gaan, alles overtreft elke Orestes of Ajax.Ga naar voetnoot12. In Parijs bevindt zich Béda, jou welbekend, die zo uitzinnig van haat is, dat er niets zo dwaas of dom is of hij laat het drukken, mits Erasmus ervanlangs krijgt. Maar ondertussen maakt hij zich bij iedereen belachelijk. Hij heeft wat venijn aan het boekje van Giulio toegevoegd. Volgens de titel was het van Julius Caesar Scaliger. Hij doet alsof hij een Fransman is en noemt een of andere obscure plaats.Ga naar voetnoot13. Door de stijl, | |
[pagina 307]
| |
de toon en de lasterlijke opmerking over mijn tijd bij Aldus en andere verwijten ben ik ervan overtuigd dat dit werk, althans grotendeels, van Girolamo Aleandro is; want door huiselijke omgang ken en doorzie ik zijn persoon zo goed, dat hij zichzelf onmogelijk beter kan kennen. Ik heb meteen per brief mijn beklag bij hem gedaan; maar in een vriendelijke brief die hij uit Regensburg schreef zweert hij plechtig dat hij altijd een vriend was en dat zal blijven.Ga naar voetnoot14. In de apologieën gericht tegen PioGa naar voetnoot15. is hij geregeld doelwit, ook al wordt zijn naam niet genoemd. Die pijn wilde hij wreken. Maar een dergelijk voorbeeldGa naar voetnoot16. zou gemakkelijk na te volgen zijn geweest, ook al ben ik bozer op Béda dan op die idioot, wie het ook was. Ik had Karel Uutenhove in een paar woorden bij Pietro Bembo aanbevolen als een jongeman van goede komaf, maar niet erg geleerd en ook niet geneigd tot studeren. Hij heeft de man buitengewoon vriendelijk bejegend; en ik twijfel niet of hij had dat met meer graagte gedaan als hij hem had gekend. Ik schrijf hem nu een paar woorden over jou.Ga naar voetnoot17. Sucket schreef mij uitgebreid over zijn triomf;Ga naar voetnoot18. ik trof evenwel tot nu toe niemand via wie ik hem kon terugschrijven. Ik zie niet wat hij daar probeert te bereiken. Ik betreur het lot van Alciati, die zo vaak gedwongen is te verhuizen. Ik schreef aan Georg PaumgartnerGa naar voetnoot19. en Giovanni Crisostomo.Ga naar voetnoot20. Doe namens mij de hartelijke groeten aan Franciscus Rupilius, aan wie ik een andere keer zal schrijven. Het doet me deugd dat je goed met Anselmus Ephorinus kunt opschieten. Wat is er met onze vriend Herman gebeurd? Hij heeft al anderhalf jaar niets geschreven, geen letter. Ik heb je al laten weten wat ik vermoed, en ik geloof niet dat ik me vergis.Ga naar voetnoot21. Het ga je goed. Freiburg, 1533 |
|