2681 Aan Pietro Bembo
Freiburg, 5 juli 1532
De fortuin helpt niet alleen de dapperen, zoals in het spreekwoord,Ga naar voetnoot1. maar geeft ook bangeriken moed. Het is goed uitgevallen dat ik Karel Uutenhove bij u heb aanbevolen,Ga naar voetnoot2. een jongeman die in eigen land geldt als iemand van stand en van illustere afkomst, maar die niet bijzonder rijk is als het gaat om belezenheid en daar ook niet erg begerig naar is. Dit keer vraag ik u of u bereid zou willen zijn wat nader kennis te maken met Viglius Zuichemus uit Friesland. Hij maakt daarGa naar voetnoot3. de rechtenstudie af, die hij in Dole en Bourges bij Andrea Alciati, een voortreffelijk man, op gelukkige wijze was begonnen en bijna had afgerond; alleen het laatste ontbreekt nog.Ga naar voetnoot4. Bij hem word ik niet misleid door mijn genegenheid, aangezien ik pas genegenheid voor de tot dan toe onbekende jongeman begon te voelen toen ik hem van meer nabij begon te leren kennen.Ga naar voetnoot5. Hij bezit bijzonder veel tact en is ongelofelijk aardig. Zoveel geestelijke gaven bracht de natuur in één persoon samen, dat ik soms bang ben dat hij iemand is die maar kort leeft.Ga naar voetnoot6. Want het lot heeft de gewoonte dergelijke wonderen alleen even aan de wereld te laten zien.Ga naar voetnoot7.
Zijn vaderland wijdt zich meer aan Comus dan aan Minerva.Ga naar voetnoot8. Toch produceert het waarachtige talenten, die ook werkelijk tot volle wasdom komen. Rudolf Agricola is, denk ik, geen onbekende voor jullie. Als ik een oordeel mag uitspreken, ik heb het vermoeden dat Viglius, mits hij blijft leven, niet zijn mindere zal blijken. Daarom vraag ik u, mijn beste Bembo, de jongeman van naderbij te bekijken en hem, hoewel hij reeds vaart heeft, aan te sporen.Ga naar voetnoot9. Het ga u goed.