De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2663 Aan Wilhelm von Isenburg
| |
[pagina 284]
| |
slaan, met het zwaard te werk moet gaan. Ik herkende met genoegen uw voorkomendheid, die ik hier tijdens een paar gesprekken heb ervaren. Petrus had twee zwaarden en Christus meende dat die voldoende waren.Ga naar voetnoot2. Maar tegen zoveel falanxen die van alle kanten tegen Erasmus samenzweren, zou nauwelijks de legermacht van de keizer voldoende zijn. Ik heb het gevoel dat ik, zoals het oude spreekwoord zegt, als een ezel tussen de bijen,Ga naar voetnoot3. of liever tussen de horzels terecht ben gekomen. Hun razende zwermen nemen van dag tot dag in dichtheid toe. Nu zijn er in PelusiumGa naar voetnoot4. een paar spitsbroeders die zich met de mentaliteit van gladiatorenGa naar voetnoot5. een weg naar mij banen. En het einde is niet in zicht, tenzij ze misschien als bloedzuigers uiteindelijk vanzelf naar beneden vallen, nadat ze zich met mijn bloed hebben volgezogen.Ga naar voetnoot6. Mijn zwakte en ook mijn eenzaamheid geven hun de moed om mij aan te vallen. Ik ben zwak, omdat ik geen ambt bekleed waarmee ik de kwaadwilligen kan verdrijven. Er is immers niets waar horzels effectiever mee worden verjaagd als met rook. Ik lijk alleen, omdat ik me bij geen enkele sekte heb aangesloten of zal aansluiten, mits God mij deze mening laat behouden. Van alle kanten zwermen er pamfletten uit, uit Italië, Frankrijk, Spanje en verschillende delen van Duitsland. Ze komen er geen stap verder mee, behalve dat ze hun eigen domme boosaardigheid etaleren en het vuur van de onenigheid aanwakkeren. Ik doe het enige wat ik kan: ik wens hun meer verstand toe. Want ik moet in deze arena standhouden tot de laatste dag van mijn leven. Wat valt eraan te doen? Dit is de beslissing van het lot. Ik wens u werkelijk geluk met uw moedige houding, omdat u met groot zelfvertrouwen en evenveel succes de zaak regelt, door de partijen op te roepen een middenweg te bewandelen, wat u met zoveel behoedzame gematigdheid doet, dat u niet op Scylla vastloopt en Charybdis geen gevaar vormt.Ga naar voetnoot7. Uw dolk, mijn goede vriend, zal niet toestaan dat u stilaan uit mijn gedachten verdwijnt. Omgekeerd zal deze brief, met mijn eigen vingers neer- | |
[pagina 285]
| |
geschreven, u intussen herinneren aan Erasmus, die u rustig kunt rekenen onder degenen die u alle mogelijke voorspoed en vreugde toewensen, die uw krachtige, bloeiende ouderdom inderdaad bij uitstek verdient. De natuur lijkt namelijk het beeld van een bijzonder mooie geest tot uitdrukking gebracht te hebben in het lichaam zelf. Je zou kunnen zeggen dat dit als het ware een teken van toekomstige onsterfelijkheid is. Maar wacht eens, u hebt de dolk van Petrus gestuurd, die geschikt lijkt om oren af te slaan.Ga naar voetnoot8. Er is eerder een nodig om tongen af te snijden, want door dat deel van hun lichaam is deze soort levende wezens het gevaarlijkst.Ga naar voetnoot9. Maar genoeg geschertst. Het ga u goed. Freiburg, 22 juni, in het jaar 1532 na de geboorte van Christus |
|