De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2659 Van Thomas More
| |
[pagina 277]
| |
van beide dan allebei te ontberen. Met de bedoeling tegelijk voor het landsbelang en mijn gezondheid te zorgen diende ik daarom een nederig verzoek in en kreeg ik van de goedheid van de zeer illustere en grote koning gedaan, dat hij zich genadiglijk verwaardigde mij van de last van mijn ambt te bevrijden.Ga naar voetnoot1. In zijn ongelofelijke goedgunstigheid jegens mij had hij mij (zoals je weet) de eer van dat ambt gegund, het hoogste in het hele koninkrijk, wat zowel mijn verdienste als mijn hoop of wens ver te boven ging, maar nu was ik het gewicht ervan moe. Ik bid de hemel dus dat God, die dat als enige kan, die enorme toegeeflijkheid van de zeer illustere koning jegens mij zal vergelden met passende welwillendheid; en dat ik al wat hij mij aan verdere tijd zal geven, niet met passief en lui nietsdoen hoef door te brengen, maar dat hij mij de wil schenkt om de kostbare tijd goed te besteden en daarbij ook de lichamelijke kracht geeft om het te kunnen. Want door mijn slechte gezondheid, die zich in sloomheid uit, kan ik helemaal niets. Want we zijn, mijn beste Erasmus, niet allemaal in die zin Erasmussen dat we allemaal mogen verwachten wat God in zijn genade jou, bijna als enige van alle stervelingen, heeft geschonken. Wie immers behalve jij zou durven beloven wat jij presteert? Afgezien van de toenemende ongemakken van de ouderdom had je zoveel last van langdurige ziektes dat ze iemand die jong en sterk is zouden kunnen afmatten en overweldigen. Maar toch ben je al die jaren nooit gestopt tegenover de hele wereld met de publicatie van voortreffelijke boeken rekenschap af te leggen van al je tijd, alsof de last der jaren of een slechte gezondheid daar niets van gestolen heeft. Hoewel dit alleen al voor iedereen die erover nadenkt een wonder is, wordt het wonder tot ieders verbazing niettemin verdubbeld door het feit dat je je volstrekt niet van het schrijven laat afhouden door al die lasteraars die zich overal verheffen om je aan te vallen en die wellicht zelfs Hercules zouden overweldigen. Dergelijke lieden worden dagelijks in groten getale tegen je opgezet door jaloezie vanwege dat onvergelijkelijke talent van je, en geleerdheid die zelfs zo'n groot talent nog overtreft. Omdat ze zonder meer begrijpen dat ze nooit die voortreffelijke aanleg en grote ijver van jou zullen evenaren, en toch door hun opgeblazenheid, waardoor ze bijna ontploffen, niet kunnen verdragen dat ze zo ver onder jouw niveau blijven, zijn ze natuurlijk onder elkaar aan het konkelen, en proberen ze, ieder naar zijn vermogen, of ze op een of andere manier voor elkaar kunnen krijgen dat jouw roem door voortdurende laster naar hun eigen roemloze laagte wordt neergehaald. | |
[pagina 278]
| |
Al zoveel jaar rollen ze dat rotsblok van SisyphusGa naar voetnoot2. voort, maar wat anders heeft die even vergeefse als boosaardige moeite intussen voor effect gehad dan dat het rotsblok telkens op hun eigen hoofd terugvalt en jouw status steeds hoger en verhevener wordt? Want hoe erg is het als af en toe bepaalde mensen, die niet slecht of dom zijn, ergens door geïrriteerd raken, omdat ze misschien hadden gewild dat je bij de behandeling ervan je pen gematigd had? Er is immers nooit ook maar één schrijver geweest wie dat niet is overkomen. Bovendien hebben zijzelf, toen ze jouw werk bekritiseerden, zich toch niet zo weten te matigen dat ze niet dezelfde fout maakten, duidelijker dan bij hun waardigheid past en vaker dan welk pamflet dan ook toelaat. Hierbij hebben ze des te minder recht op vergiffenis, omdat ze beslist konden weten hoe eerlijk jij er zelf voor uitkomt dat je over sommige dingen op die manier hebt geschreven, voordat die ellendige ketterijen opkwamen die nu overal woeden en alles vernielen, en dat je, als je had kunnen voorspellen dat zich ooit zulke vijanden en verraders van de godsdienst zouden voordoen, diezelfde dingen milder en genuanceerder naar voren had gebracht. Wat je er destijds toe bewoog om die in krachtiger bewoordingen onder de aandacht te brengen, waren diverse tekortkomingen van bepaalde lieden, die ze koesterden alsof het deugden waren. Wie jou die moedige houding kwalijk zou willen nemen, zal ongetwijfeld flink moeten zweten voordat hij een adequate manier vindt waarop hij de heiligsten bij uitstek onder de oude kerkleraren zou kunnen vrijpleiten; er bestaat bij mij in elk geval geen enkele twijfel dat ieder van hen in zijn eigen tijd een aantal dingen behoedzamer en duidelijker zou hebben uitgelegd als ze onze tijd even duidelijk hadden kunnen zien zoals ze die van henzelf zagen. Aangezien ze dat niet hebben gedaan (omdat ze tijdens het genezen van de kwalen die er op dat moment waren niet aan toekomstige dachten), overkwam hun natuurlijk hetzelfde wat die lasteraars jou nu voor de voeten werpen, namelijk dat later volgende ketters er prat op gaan dat ze bepaalde dingen aan hun geschriften hebben ontleend. Dat is iets wat je niet alleen met die zeer heilige vaders en de oudste beschermers van het orthodoxe geloof gemeen hebt, maar ook met de apostelen en evangelisten zelf, en zelfs met onze Heiland; vooral, of nee, vrijwel uitsluitend uit hun woorden proberen alle ketters een basis af te leiden voor hun eigen valse dogma's. Het is dus, mijn beste Erasmus, geweldig wat je doet, en alleen als er af en toe iets is wat bij een willekeurig weldenkend man, zelfs al is daar geen belangrijke reden toe, bezorgdheid en onrust veroorzaakt, moet je bereid zijn bepaalde dingen op de vrome gevoelens van zulke mensen af te stemmen. | |
[pagina 279]
| |
Verder moet je het gekef van kwaadwilligen naast je neerleggen en in alle rust zonder te vertragen doorgaan met het bijdragen aan de wetenschap en het bevorderen van deugdzaamheid. Ik ben door enkele vrienden erop gewezen dat ik moet opletten dat ik me niet laat beetnemenGa naar voetnoot3. door degene die je - omwille van de literatuur, niet omwille van de godsdienst - inderdaad zeer omzichtig en beleefd bij me had aanbevolen.Ga naar voetnoot4. Daar zal ik beslist voor zorgen, voor zover het aan mij ligt. Want ik weet heel goed hoe gevaarlijk het is die nieuwe dwaalleren toe te laten. Ook al worden ze bij ons tot nu toe steeds zorgvuldig door de oplettendheid van de prelaten en het gezag van de vorst tegengehouden, toch is het verbazingwekkend hoe listig ze eerst proberen binnen te sluipen en hoe hardnekkig ze vervolgens proberen verder door te dringen. Een paar landgenoten van ons sturen voortdurend uit België (waarnaar ze waren uitgeweken als naar een veilige haven), door slechte vertalingen en nog slechtere interpretaties van de Schrift, alle mogelijke ketterijen naar dit koninkrijk in boeken die in onze taal zijn geschreven.Ga naar voetnoot5. Op de meeste daarvan heb ikzelf zo geantwoord,Ga naar voetnoot6. dat ik me weinig zorgen maak over iemand die zowel hen als mij goed heeft gelezen, ware het niet dat sommigen uit lichtzinnigheid lezen wat nieuw is en uit boosaardigheid wat verderfelijk is, zo gretig en enthousiast, dat ze er zelfs mee instemmen, niet omdat ze geloven dat het waar is wat ze lezen, maar omdat ze dat wensen. Maar dat type mensen, dat er plezier aan beleeft slecht te zijn, zul je nooit op enigerlei manier tevredenstellen. Ik stel mij ten doel naar mijn beste kunnen diegenen bescherming te bieden die zich niet uit eigen beweging van de waarheid afwenden, maar door de drogredenen van sluwe lieden worden weggelokt. Het ga je goed, zeer geleerde Erasmus, die zoveel voor de edele wetenschappen heeft gedaan. Uit mijn huis in Chelsea, 14 juni, in het jaar des Heren 1532 |
|