2658 Van Jan Boner
Padua, 8 juni 1532
Gegroet, grootste van alle geleerden die de wereld kent. Omdat ik samen met mijn leraarGa naar voetnoot1. niet ondankbaar wil lijken, hebben we besloten u vaak met onze brieven te bezoeken die u, ook al hebben ze niets met de muzen uit te staan en zijn ze zo'n groot man onwaardig, hopelijk toch in dank zult willen aanvaarden. Ik heb niets om over te schrijven behalve dat we u voor altijd zeer dankbaar zullen zijn voor uw aanbevelingen omwille van ons, gericht aan geleerden op verschillende plaatsen, waar we veel baat bij hadden. Want toen ik uw brief aan de heer Anton Fugger had gegeven, verwelkomde hij ons zeer hartelijk en praatte hij allervriendelijkst met ons, terwijl hij alle kamers in zijn huis liet zien, ook die hij voor u gereed had gemaakt, die beslist heel stijlvol en naar mijn oordeel zeer comfortabel zijn; hij wil niets liever dan uw aanwezigheid. De heer Koler bewees ons alle eer die hij maar kon bewijzen. De heer Viglius heeft ons heel vriendelijk ontvangen, maar hij kon ons niet bij zich in huis opnemen; we vonden evenwel onderdak bij geleerde en fatsoenlijke mensen, Duitsers en Hollanders, die u allemaal oprecht wel-