De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
2657 Van Viglius van Aytta
| |
[pagina 273]
| |
en hij meer waarde aan diens oordeel hoorde te hechten dan aan het mijne? Ik heb onlangs uitgebreid aan u geschreven wat voor overeenkomst ikzelf met hem gesloten heb.Ga naar voetnoot7. Hij heeft zich er tegenover mij tot nu toe min of meer aan gehouden en kritiek achterwege gelaten. Onlangs heb ik hem een beetje geplaagd door uw opdracht aan bisschop Thurzo bij psalm 38 te laten zien.Ga naar voetnoot8. Hij was namelijk lange tijd van diens vrijgevigheid afhankelijk en ook nu nog heeft hij de gewoonte hem jaarlijks om reisgeld te vragen. Zijn mening over de Italianen is bij hem zo diep geworteld, dat die onmogelijk uitgerukt kan worden; hij vindt immers voortdurend dat ze onvergelijkelijk zijn. Maar tegenover anderen houd ik mijn mond; zij durven ook niet echt zelf voor hun mening uit te komen en plegen hem als woordvoerder te gebruiken. Ik beloofde onlangs iets over het amfitheater.Ga naar voetnoot9. Ik zou daar nu uitgebreid over kunnen schrijven, als ik niet bang was u met dergelijke schrijfsels te irriteren, gewend als u bent om serieuze dingen te horen. Want u moet weten dat ook Viglius in het amfitheater is geweest en alles zorgvuldig heeft bekeken. Het is een houten bouwwerk versierd met allerlei tekens en aan alle kanten gevuld met talloze doosjes; verder zijn er verschillende rijen en niveaus. Hij gaf de afzonderlijke figuren en ornamenten hun eigen plaats, en liet mij zo'n massa papiertjes zien, dat ik, ook al heb ik altijd gehoord dat Cicero de overvloedigste bron van welsprekendheid is, toch nauwelijks eerder had willen geloven dat één auteur zo'n breed gebied beslaat en dat er uit hem zoveel boekwerken samengesteld konden worden. Ik schreef u al wat de naam van de maker is, hij heet namelijk Giulio Camillo. Het praten gaat hem evenwel bijzonder moeilijk af en hij spreekt nauwelijks Latijn, waarvoor hij als excuus aanvoert dat hij door het voortdurend hanteren van zijn pen het spreken bijna verleerd is. Men zegt dat hij niettemin in de volkstaal best wat kan, die hij volgens zeggen zelfs ooit in Bologna heeft gedoceerd. Toen ik vroeg naar het wezen, het doel en het resultaat van het bouwsel, alles met grote eerbied, alsof ik sprakeloos was bij het zien van zoiets wonderbaarlijks, liet hij enkele papiertjes zien en las hij die voor, en wel zo dat hij alle ritmes, ook die aan het eind van de zin, en al het kunstige op de Italiaanse manier benadrukte, maar zeer inadequaat wegens zijn spraakgebrek. Men zegt dat de koningGa naar voetnoot10. erop aandringt dat hij eindelijk dan toch naar Frankrijk | |
[pagina 274]
| |
terugkeert, mét het schitterende bouwwerk. Maar al het Latijn moet in het Frans worden omgezet, volgens de wens van de koning, waarvoor hij een vertaler en een klerk heeft ingehuurd, en zo is hij gedwongen zijn vertrek uit te stellen, want hij wil niet met een halfvol bouwwerk aankomen. De maker heeft verschillende namen voor dat theater van hem, soms een artificiële, soms een van vensters voorziene geest en ziel; want hij stelt zich voor dat alles wat de menselijke geest bedenkt en wat we niet met fysieke ogen kunnen zien, vervolgens toch, als het na goed nadenken volledig begrepen is, met bepaalde fysieke tekens zo uitgedrukt kan worden, dat iedereen meteen met de ogen waarneemt wat anders in de diepte van de menselijke geest is weggezonken. En om dat fysieke kijken heeft hij het een theater genoemd. Toen ik vroeg of hij soms iets had geschreven ter verdediging van zijn opvatting, omdat er tegenwoordig heel wat mensen zijn die deze belangstelling voor de navolging van Cicero afkeuren, antwoordde hij iets met deze strekking: dat er veel door hem geschreven is, maar tot nu toe niets is uitgegeven behalve een paar dingen in het Italiaans, omwille van de koning; maar dat hij van plan is zijn mening hierover te publiceren zodra hij het rustiger heeft,Ga naar voetnoot11. namelijk wanneer het bouwwerk af is, waar hij zich volledig op toelegt en waaraan hij, naar hijzelf beweert, al vijftienhonderd dukaten heeft gespendeerd, terwijl de koning er tot nu toe slechts vijfhonderd heeft gedoneerd; van hem verwacht hij evenwel de prachtigste geschenken zodra deze het nut van het bouwwerk heeft ingezien. Het lukt me niet met Bembo de vertrouwelijke band te krijgen die ik zou willen.Ga naar voetnoot12. Want ik ken nog steeds onvoldoende Italiaans; ook durf ik niet al te onbeleefd te zijn, omdat hij niet graag Latijn gebruikt. Als ik een keer langsga, zorg ik voor een tolk, of ik volg als een schaduw iemand die Italiaans met hem kan praten. Hij kan niet goed overweg met Egnazio. Waarom er wrijving is weet ik niet; Bembo zegt nadrukkelijk niet schuldig te zijn. Onlangs werd mij dat helemaal duidelijk. Want toen Alciati aan ons had geschreven dat de pest weer in Bourges was uitgebroken, en dat hij een andere woonplaats zocht en vooral graag naar Padua wilde komen, heb ik onder anderen Bembo gevraagd zijn wens te onderschrijven en een brief naar Venetië te sturen, aan degenen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de universiteit; ook heb ik hem gevraagd Egnazio aan te sporen om die taak, die door Alciati zelf speciaal aan hem was opgedragen, met enthousiasme te aanvaarden. Bij andere dingen bood hij alle mogelijke hulp aan, maar hij verontschuldigde zich dat hij niet aan Egnazio kon schrijven door mij te verzekeren dat de ander hem haat; en hij raadde aan dat ik, als ik wilde dat er voor | |
[pagina 275]
| |
Alciati's zaak werd gezorgd, zou zwijgen tegenover Egnazio. Sucket schreef al vaker hetzelfde aan mij als hij aan u uit Turijn schreef, waar hem tot nu toe alles zo goed beviel, dat hij met geen brieven door ons hierheen te krijgen was.Ga naar voetnoot13. Lazzaro Bonamico denkt erover naar Bologna terug te gaan, ik geloof omdat de zoon van kardinaal Campeggi,Ga naar voetnoot14. die hij hier privéles heeft gegeven, bisschop van Bologna is geworden. Ook enkele medestanders van hem hebben, uit verzet tegen Romolo Amaseo, erg hun best gedaan om hem een positie te bezorgen, en aangezien Romolo weigert te wijken, worden de jongelui nu heimelijk aangezet om de zaak bij de prefect van Bologna te bepleiten. Daarom verwachten we opnieuw processen zoals bij Longueil.Ga naar voetnoot15. Het allerbeste met u, zeer geachte heer. Padua, 8 juni 1532 |
|