De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2653 Van Bonifacius Amerbach
Bazel, [begin juni 1532]

Een hartelijke groet. Dank je wel dat je Jacobus instructies hebt gegeven toen hij problemen met mijn handschrift had.^1. Het is niets nieuws voor jou af en toe blijk te geven van je genegenheid voor mij, en aangezien ik gemerkt heb dat je altijd voor me klaarstaat bij belangrijker zaken, waarom zou je dan niet ook bij minder gewichtige dingen zijn zoals je bent? Ik ben tot op mijn laatste cent je schuldenaar, en zal mijn schuld naar vermogen terugbetalen, waar ik maar kan. Het is terecht dat je geen aandacht schenkt aan de nonsens van lasteraars. Het merendeel van hen probeert blijkbaar opzettelijk te bereiken dat ze, zelfs al is het tot hun schande, in de herinnering van het nageslacht zullen voortleven; ze jagen namelijk even armzalige eer na als degene die ooit de tempel van Diana in Efeze in brand stak.^2. Anton Bletz bevestigde onlangs

1. Zie brief 2652, waarop deze brief het antwoord is.

2. In 356 voor Chr.; de brandstichter was Herostratus.

[p. 269]

dat hij binnen een maand weer hierheen zou komen en vervolgens regelrecht naar Parijs zou gaan. Als je iets wilt schrijven, kun je het ondertussen gereedmaken. Het ga je goed, zeer illustere Erasmus. Bazel