De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2652 Aan Bonifacius Amerbach
| |
[pagina 268]
| |
Freiburg, de dag na Sacramentsdag Vandaag kwam mijn CacabusGa naar voetnoot2. bij me met de mededeling dat hij degene aan wie hij in opdracht van jou de brief voor Alciati moest geven, nergens in de hele wereld te vinden was. Ik vroeg me af hoe dat zat en zei dat ik jouw briefje aan Cacabus wilde zien. Voor BernlardusGa naar voetnoot3. had hij Burcardus gelezen, en voor Melin ‘Meliti’. Ik gaf hem opdracht naar de secretaris van de raad te gaan en naar Bernardus MelinGa naar voetnoot4. te vragen, en hij is gevonden. Maar jij bent echt slim dat je iets toevertrouwt aan een stommeling! Die Bernlardus veranderde niet van gedachten, maar zei dat hij op Anton Bletz zou wachten, die, denk ik, met sint-juttemisGa naar voetnoot5. zal komen. Dit is nog toegevoegd terwijl de arts AlbanusGa naar voetnoot6. aan het treuzelen was. Nogmaals, het ga je goed, mijn allerdierbaarste vriend. Aan de zeer illustere heer Bonifacius Amerbach |
|