2642 Aan Bonifacius Amerbach
[Freiburg], 20 april [1532]
Een hartelijke groet. Je eerdere brief werd me door mijn bakker overhandigd. Ik trof in de tussentijd niemand via wie ik kon schrijven. ‘Je zult niets zeggen of doen tegen de zin van Minerva’.Ga naar voetnoot1. Jouw eigen gevoel zal je beste raadgever zijn. Als je niet terugschrikt voor het hof,Ga naar voetnoot2. zal een professoraat in Dole een uitnemende positie zijn. En toch zul je daar niet zonder strijd college geven, terwijl jouw genius, als ik het wel heb, gruwt van rivaliteit en van het hof. Je bent een gedomesticeerd, zachtaardig wezen. En blindelings tegen de goden strijdenGa naar voetnoot3. loopt niet goed af.
Of die vrijheidGa naar voetnoot4. lang zal duren weet ik niet. Ik ben bang dat ze na het vertrek van de keizer zullen terugkeren naar wat ze hadden achtergelaten, of liever wat ze verborgen hadden gehouden. Maar alleen God kent de toekomst. Daarom moet je, om de rook van het vaderland te genieten,Ga naar voetnoot5. een voorwendsel bedenken waar de mensen in Dole genoegen mee nemen. Je voerde als excuus aan dat je niet wist wat de voorwaarden waren. De voorwaarden die nu zijn voorgelegd zijn zeker niet slecht. Je moet iets nieuws bedenken waarom je het aanbod niet accepteert.
Ook al kun je als een verwend kind de moederborst missen, toch vormen vrouw en kinderen en de genegenheid van je schoonvaderGa naar voetnoot6. geen geringe belemmeringen. Wat je wilt gaan doen, moet je daarom met vastbeslotenheid ten uitvoer brengen. Want blijven twijfelen is vervelend.
Het ga je goed. 20 april