De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2641 Van Alonso Ruiz de Virués
| |
[pagina 249]
| |
en kinderen, het leven van een balling leidt, als de keizer van de hele wereld ergens ter wereld een balling kan zijn. Dus legde ik me erbij neer dat ik van de universiteit (want ik had kort geleden in Salamanca een rustig leven gehad) naar het hof zou gaan, van de worstelschool naar het senaatsgebouw, van het klooster naar het theater. Ik legde een lange tocht af en ondervond veel hinder en ongemak midden in de winter. Met welk profijt is me evenwel tot nu toe niet duidelijk geworden, want het was met de zaak van het katholieke geloof zo gesteld dat ze niet zozeer met studie geregeld lijkt te kunnen worden als wel met een menselijke schikking van de soort waarmee men een oorlog pleegt te beëindigen. Geen wonder, want bijna iedereen zoekt het zijne, niet wat van Jezus Christus is. De keizer zit als arbiter daartussenin. Aangezien hij door de hardnekkigheid van beide partijen niet kan bereiken wat hij wil, zal hij (daar vertrouw ik op) doen wat hij zal kunnen zonder de gevaren van een oorlog. Want overeenkomstig zijn vroomheid en broederlijke liefde, vindt hij het bij enkele dingen die niet de kern van het geloof raken, beter toegeeflijk te zijn dan christenen tegen wat voor christenen ook, katholieken tegen ketters (of in elk geval schismatici) te laten vechten. Ondertussen leg ik mij toe op de preken, met als doel dat ik, zo ik de Duitsers niet van hun dwaling kan afbrengen, in elk geval voorkom dat de Spanjaarden met de ketterse pest besmet raken. Dat was de reden van mijn reis en mijn brief. Maar om u vervolgens zoals gebruikelijk te vervelen met banale adviezen, ik merk dat er onder de belangrijkste hovelingen over u (voorzichtig uitgedrukt) verschillende meningen heersen, omdat u de keizer, die om het geloof gedurende twee jaar in Duitsland verbleef, nooit een bezoek hebt gebracht, al was het maar om hem te begroeten, en u zich nooit bij al die aanvallen op de katholieke leer bij de troepen van de kerk gevoegd hebt, terwijl u (dat zult u geenszins kunnen ontkennen) dat laatste aan Christus verschuldigd bent, en het eerste aan de keizer, die u in zijn goedheid altijd - na Christus - steun en bescherming bood. Daarom zou ik u willen adviseren, wijze vriend, dat u, als u iets weet wat u op een legitieme manier kan vrijpleiten, overal de kans grijpt om u te verontschuldigen en die, als die geboden wordt, niet te lang laat liggen; en in het andere geval dat u, aangezien er nog tijd is om fouten die door schuld of nalatigheid gemaakt zijn te herstellen, dat hoe dan ook doet. Maar als u, wellicht, mijn raad in geen van beide gevallen zult aannemen, wijs dan in elk geval, menslievend als u bent, in elk geval mijn goede bedoeling niet af. Stel mij daarvan op de hoogte, als u, na reeds zoveel brieven te hebben ontvangen, nu op veertig mijl afstand doet wat u op vierhonderd mijl afstand telkens naliet. Het ga u goed. Regensburg, 15 april 1532 | |
[pagina 250]
| |
Broeder Alonso de Virués, van harte de uwe Aan de zeer geachte heer Desiderius Erasmus, leraar in de evangelische filosofie, Freiburg |
|