De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2629 Van Jan van Campen
| |
[pagina 223]
| |
De zeer eerwaarde kardinaal wil dan ook dat u zich volledig van die verdenking distantieert. Daarom vroeg hij mij u namens hem te antwoorden (en wel in aanwezigheid van mijn hoogeerwaarde meester, die er op zijn verzoek als getuige bij was), dat hij u nooit iets anders dan het allerbeste toewenste en op serieuze momenten altijd over u sprak als over iemand met wie hij zeer bevriend is, ja, dat hij zelfs in scherts nooit iets had gezegd waarvan de zeer eerwaarde zelf kon geloven dat het nadelig voor uw reputatie of voor uzelf was. Wat Eustachius had gedaanGa naar voetnoot3. keurde hij zo sterk af, dat hij weigerde hem iets te geven, terwijl hij normaal gesproken iemand die overeenkomstig zijn ordeGa naar voetnoot4. wat vraagt, een paar goudstukken zou geven. Hij was boos op de man, omdat hij tegen u heeft geschreven en er niet voor terugdeinsde die gemene dwaasheden aan hem op te dragen. Zo droop de kraai af, die om jou zijn snavel opensperde, maar flink gefopt werd.Ga naar voetnoot5. Hij zei verder dat hij u in alle ernst zo goedgezind was dat hij, als hij slechts één brood over had, u graag de helft zou geven, als dat nodig zou zijn; dat dit werkelijk waar was, zo verzekerde hij, zou u merken als u ooit in een zaak waarbij hij u van dienst kan zijn een beroep op hem doet. Ik schrijf u dit in opdracht van de zeer eerwaarde kardinaal, met des te meer genoegen omdat ik denk dat u dit een bijzonder groot plezier zal doen. Het ga u goed. Kuringen, 9Ga naar voetnoot6. maart 1532 Hecht er ondertussen zoveel geloof aan als u wilt. Mijn meester Dantiscus zelf en ik hadden de indruk dat hij in ernst sprak. Nogmaals, het ga u goed. Frankfurt, 21 maart Jan van Campen, geheel en al de uwe Aan zijn meester Erasmus van Rotterdam. Freiburg |
|