2622 Van Bernhard von Cles
Regensburg, 7 [maart] 1532
Aan Erasmus
Die auteur van de KroniekenGa naar voetnoot1. heeft van het Straatsburgse stadsbestuur zijn verdiende loon gekregen, dat is duidelijk! Ik werd daarvan op de hoogte gebracht door uw brief van de achtste van de vorige maand. Omdat zijn werk al bij iedereen bekend is en door geleerde mensen terecht is afgekeurd, ben ik van mening dat het voortaan eerder van weinig belang geacht moet worden. U hoeft niet bang te zijn dat onze vorsten boos op u zijn, omdat u op grond van andere brieven van mij er zeker van kunt zijn dat zij een hoge dunk van u hebben; onder hun bescherming zult u veilig voor laster zijn en in alle rust de rest van uw leven kunnen doorbrengen, dat hopelijk nog lang zal duren. Ik wens van harte dat het zo mag gaan.
Het aan mij gestuurde boekjeGa naar voetnoot2. heb ik aan de bisschop van WenenGa naar voetnoot3. gegeven om te lezen, samen met de brief van het Straatsburgse stadsbestuur, die ik aan u terugstuur.
De keizer en de koning, mijn meesters, hebben zich hierheen begeven om iets goeds te doen voor het algemeen welzijn,Ga naar voetnoot4. wat de situatie waarin we ons op dit moment bevinden beslist vereist. Er is naar mijn mening niets anders wat het waard is aan een brief toevertrouwd te worden. Intussen wens ik u het beste.
Regensburg, de 7de