De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2619 Aan Ambrosius von Gumppenberg
| |
[pagina 210]
| |
pels brieven doornam om een aantal mensen te antwoorden, kwam ik toevallig die van u tegen. Daaruit begreep ik dat u mij een brief van de eerwaarde kardinaal Cajetanus had gestuurd. Ik moet u vertellen dat mij niets van hem is overhandigd, behalve de boekjes over de eucharistie, de biecht en het aanroepen van heiligen.Ga naar voetnoot1. Wat mij daarin bijzonder aanstond waren de erudiete beknoptheid en soberheid bij het disputeren, terwijl de kwestie tegenwoordig door de meesten met luid geschreeuw wordt bediscussieerd, en wel op zo'n manier, dat ze van uiterst warrig nog warriger wordt. Ik heb ze met veel genoegen gelezen en ze gedeeld met geleerde vrienden en ten slotte ook aan de drukkers toevertrouwd. Maar als de brief van de eerwaarde heer Cajetanus nog toegevoegd had kunnen worden, was ik beslist dolblij geweest. Ik vond dat u dat moest weten en smeek u mij deze ongelukkige gang van zaken te vergeven en mij bij uw beschermheer te verontschuldigen, in wiens gunst ik graag aanbevolen wil zijn. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 5 maart, in het jaar 1532 na de geboorte van Christus |
|