De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2614 Van Johann Albrecht Widmanstetter
| |
[pagina 187]
| |
mus. Ik vind dat dit eerder aan de ongunst der tijden dan aan mij toegeschreven moet worden. Want niets van alles wat er in het openbare leven of privé gebeurde had u erg blij kunnen maken. Dat komt zowel door de voortdurende onrust door de oorlogen in Italië en de onzekere hoop op vrede die daarop volgde, als door de nieuwe angst voor vijanden van buitenaf, die bevestigd wordt door vele mondelinge berichten en brieven die ons hier uit ThraciëGa naar voetnoot2. bereiken. Dit alles was er de oorzaak van dat niemand er plezier in had met zijn studies bezig te zijn, en dat geldt nog steeds. Nu ben ik evenwel blij dat zich een prachtige aanleiding voordoet om u te schrijven, die u bijzonder prettig zult vinden, waarbij u ook zelf merkt, en ieder ander, dat ik heel keurig aan mijn plicht heb gedacht, zoals ik hoorde te doen. Ik meende namelijk dat ik u een bijzonder groot plezier zou doen als ik heel in het kort iets over Alonso EnríquezGa naar voetnoot3. zou schrijven, die mij, omdat we dezelfde interesses hebben, ongelofelijk welwillend bejegent. Deze brief heeft de bedoeling dat u deze enthousiaste verbreider van uw lof en groot bewonderaar van uw verdiensten beter leert kennen, en dat u begrijpt dat hij niet alleen door zijn aanleg en geleerdheid (hoeveel hij op die punten vermag laat hij duidelijk zien), maar ook door zijn gezag en invloed in staat is u te verdedigen. Hij is immers, zoals Flaccus over zijn Maecenas schrijft, geboortig uit koninklijke voorouders.Ga naar voetnoot4. Weliswaar iemand met de hoogste status vanaf het moment dat hij ter wereld kwam,Ga naar voetnoot5. richtte hij zich met zijn voortreffelijke aanleg niet alleen op de dingen waarin kinderen van hoge edelen meestal onderwezen worden, maar ook op diepgaande kennis van het goddelijke en het menselijke. Daarin blinkt hij zo uit dat het lijkt alsof hij zijn hele leven binnenshuis aan de wetenschap heeft besteed en nooit van de zijde van een filosoof is geweken. In andere eigenschappen evenwel die voor een vorst niet zozeer een vereiste zijn als wel in hen geprezen worden als ze volop aanwezig zijn, oefende hij zich zo dat ook die allemaal bij hem te vinden zijn en uitstekend ontwikkeld zijn. Wat zal ik zeggen over zijn uitzon- | |
[pagina 188]
| |
derlijke menslievendheid en bijzonder beminnelijke karakter? Daarmee weet hij iedereen zo aan zich te binden dat mensen die ooit met hem in contact stonden, als uit één mond verzekeren dat zij in het aardse leven nooit iets prettigers en nuttigers hebben meegemaakt dan zijn gezelschap. De natuur creëerde immers iemand die met betrekking tot alle deugden zo voortreffelijk is, dat hij zelfs zonder onderwijs de grootste had kunnen lijken; daarbij kwam geweldig veel kennis, ongelofelijk veel ijver en zoveel ervaring als anderen nauwelijks hadden durven wensen. Hoezeer werd hij geprezen om zijn vertrek onlangs uit Rome, nadat deze bijzonder intelligente man had gezien dat velen hem volkomen ten onrechte haatten en er een algemene, rampzalige slachtpartij voor de stad dreigde als hij langer was gebleven, zoals u in zijn brief aan de keizer kon lezen.Ga naar voetnoot6. Er is bijna niemand die niet weet met wat voor zorg, ijver en redelijkheid hij aan zijn ondergeschikten leiding geeft en bescherming biedt. Dat blijkt vooral uit het feit dat hij zelfs in deze uiterst moeilijke tijden besloot naar Sicilië te varen om dat deel van het rijk dat aan de zijnen toebehoort op te beuren en te bemoedigen, als tegenwicht tegen de verschrikkingen van de oorlog waarover berichten uit Byzantium komen. Ik ga voorbij aan zijn vrome bedoelingen die hij bij uitstek liet zien toen hij de zaak van de koningin van Engeland verdedigde.Ga naar voetnoot7. Ten slotte - om van alles over te slaan wat tot zijn overvloedige lof aangevoerd had kunnen worden, als de grenzen van een brief het toelieten - wil ik dat u ervan overtuigd bent dat hij zich over u niet minder zorgen maakt dan over zijn eigen welzijn, omdat hij begrijpt (iets waar hij geen geheim van maakt), dat de eeuwige glorie van uw naam met het belang van de kerk is verbonden. Daarom kon hij er niet tegen dat die beschadigd werd door wat lasteraars zeggen en schrijven, ja, hij heeft uiteindelijk met zijn geleerdheid en gezag bereikt, dat u bij tallozen een ongeschonden reputatie hebt. Het ga u goed. Napels, 1 maart 1532 |
|