De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet de eerwaarde heer Jacopo Sadoleto, bisschop van CarpentrasIk had me, Sadoleto, sieraad van deze tijd, heilig voorgenomen om niet langer tegenover drukkers toegeeflijk te zijn, hoe onbeschoft ze ook blijven aandringen, en voortaan pertinent te weigeren voorwoorden bij pennenvruchten van anderen te schrijven. Maar de heilige Basilius, een man die met het volste recht ‘de Grote’ heet, maar eerder de bijnaam ‘de Grootste’ verdient, bracht mij van dat (naar mijn idee althans) onwrikbare besluit af. Ik bewonderde op grond van wat ik in vertaling had gelezen, als het ware door een nevel, de waarlijk goddelijke gaven van zijn verstand en zijn bovenmenselijke hart. Maar zodra ik het geluk had deze christelijke Demosthenes, of liever hemelse redenaar, in zijn eigen taal te horen spreken, werd ik zo getroffen en raakte ik zo in vuur en vlam door de overtuigende welsprekendheid van deze door God geïnspireerde prelaat, dat ik meende niets belangrijkers te kunnen doen dan te zorgen dat deze onschatbare rijkdom tot algemeen nut in druk verspreid werd. Want als hij mij, slechtziend en lusteloos, zo in liefde voor de vroomheid deed ontsteken, hoeveel meer zal hij mensen meeslepen die, gezien hun gelukkig verstand en grotere kennis, betere ogen hebben en uit zichzelf meer geneigd zijn om naar vroomheid te streven! Want dit gevoel werd, naar ik meen, niet in mij opgewekt door een bepaalde mysterieuze verwantschap tussen karakters (zoals ik als jongen ooit werd meegesleept door Horatius, toen ik nog niet wist wat mij zo boeide); welke verwantschap is er immers tussen mij, minste onder de stervelingen, en deze onvergelijkelijke held? Maar die almachtige Geest, die via zijn uitverkoren instrument zijn kracht toont, beïnvloedt op die manier onze harten. Want dat is die wijsheid, het allermooiste wat er is, waarvan Plato slechts een droombeeld zag, die ongelofelijke liefde voor zichzelf opwekt als ze met de ogen van de geest wordt aanschouwd. Ik vind het een belediging de welbespraaktheid van Basilius te vergelijken met wie dan ook die om zijn welsprekendheid bovenmatig bewonderd werd door Griekenland en in zekere mate nagebootst werd door Italië. Wie | |
[pagina 177]
| |
van hen immers muntte zo uit in alle stijlkwaliteiten, dat niets bij hem ontbreekt of stoort? Pericles dondert en bliksemt, maar zonder kunstvaardigheid. Lysias heeft door Attische soberheid bijna geen effect. Ze schrijven de redenaar uit PhalerumGa naar voetnoot1. een aangename stijl toe, maar ze ontnemen hem verhevenheid. Isocrates, studeerkamerredenaar, verliest door gekunstelde ritmische structuren en volzinnen de charme van een natuurlijke stijl. Demosthenes, die Marcus Tullius naar voren schuift als een absoluut volmaakt voorbeeld van welsprekendheid, is verweten dat zijn redevoeringen naar de lamp ruiken,Ga naar voetnoot2. en het ontbreekt niet aan mensen die bij hem gevoel en raffinement missen. Maar zelfs al was er iemand wie het niet ontbrak aan aanleg, theoretische kennis en oefening, kun je me iemand aanwijzen die het hart van de heilige Basilius, vervuld van het goddelijke, ik zal niet zeggen evenaart, maar zelfs ook maar op redelijke afstand volgt? Iemand die zoveel filosofie, die de hele cirkel van vakken koppelde aan de grootst mogelijke spreekvaardigheid? Maar, zoals ik zei, het is een soort belediging een man die door God geïnspireerd is te vergelijken met heidense schrijvers, die niets anders dan mensen zijn. Het past beter een heilige met heiligen te vergelijken. Diezelfde tijd bracht, ruwweg gesproken, een aantal mannen voort die buitengewoon welbespraakt en evenzeer geleerd en vroom waren: Athanasius, bisschop van Alexandrië; Gregorius van Nazianze, een PyladesGa naar voetnoot3. en studievriend van Basilius; Johannes Chrysostomus; en Gregorius, bisschop van Nyssa, eveneens een goede vriend en ook broer van Basilius. Van hen was ieder op het gebied van zijn eigen talenten de beste: Athanasius lijkt het meest geschikt om te onderwijzen; de bisschop uit Nazianze lijkt een bloemrijke, scherpzinnige stijl omarmd te hebben; Chrysostomus is, ook al beantwoordt hij volledig aan zijn bijnaam,Ga naar voetnoot4. hier en daar breedvoerig en lijkt geen maat te houden waar het gaat om uitweidingen; de bisschop van Nyssa hield van vrome eenvoud. Maar Philostorgius gaf zozeer de voorkeur aan Basilius boven Athanasius, dat hij schreef dat de overigens zeer grote man vergeleken met Basilius een kind lijkt.Ga naar voetnoot5. Gregorius van Nazianze leek Basilius te zullen evenaren, als er bij hem niet hier en daar tussen al die versieringen enkele oneffenheden zaten. De jacht op scherpzinnigheden en uiterlijke wijsheid, en een zinsstruc- | |
[pagina 178]
| |
tuur die niet terugdeinst voor wat Isocrates doet, smaken enigszins naar de school van de retorica. Als iemand om een bewijs daarvan vraagt, moet hij de MonodiaGa naar voetnoot6. lezen. Hij zal zien dat er in dat werk, waaraan, zoals de auteur zelf niet verhult, heel veel zorg is besteed, heel wat mythologische verhalen voorkomen, die aan de dichters zijn ontleend. Hij zal ook zien dat de vergelijking waarmee hij Basilius naast beroemde helden uit het Oude Testament plaatst, wat geforceerd is.Ga naar voetnoot7. Maar bij Basilius weet ik niet wat zelfs een wat knorrige lezer nog zou kunnen wensen. Uit zijn intens vrome hart, dat gereinigd is van alle menselijke begeerten, vloeit een eenvoudige en natuurlijke woordenstroom. Alles wat kunstvaardigheid kan bieden is er, maar toch is er nergens vertoon van kunstvaardigheid. Je kunt er voortreffelijke kennis van de wereldlijke filosofie in herkennen, maar volstrekt geen gepronk daarmee. Je kunt merken dat hij doorkneed is in de algemeen vormende vakken en daaronder alle wiskundige vakken, maar ze worden zo aangewend dat ze niets anders dan de vroomheid dienen. Hij mengt bewijsplaatsen uit de Heilige Schrift zo elegant door de lopende tekst, dat je zou zeggen dat de edelstenen niet op het purper genaaid zijn, maar daar ontstaan zijn. Het is niet een enkel genre waarin hij uitmunt. Hij was zo wendbaar van geest, dat hij, waar hij zich ook op had gericht, er zeer veel succes mee zou hebben. Wanneer hij de mysteriën van de heilige boeken verklaart, is hij ongelofelijk didactisch, nauwgezet, behoedzaam, duidelijk, en allerminst agressief van toon. Men vindt dat hij vooral aanleg had voor de lofrede. Bij dat genre stemt hij zijn taalgebruik zo af op de harten en oren van de menigte, dat ondeskundigen het konden begrijpen en kenners er bewondering voor hadden. Hoewel hij bij de discussie met EunomiusGa naar voetnoot8. een bewonderenswaardige scherpzinnigheid toont, gaat dat nergens ten koste van de helderheid van de formulering; en als hij zich beperkt tot de verdediging van een katholiek dogma, dwaalt hij nergens af naar verwijten die niet ter zake doen. Ook bleef hij zichzelf in het werk over de Heilige Geest, gericht aan Amphilochius;Ga naar voetnoot9. welk onderwerp hij ook behandelt, nergens laat zijn altijd nuchtere | |
[pagina 179]
| |
en prettige stijl hem in de steek, iets wat niet ontleend, maar natuurlijk is. Overal is er, overeenkomstig zijn naam,Ga naar voetnoot10. een koninklijke verhevenheid in combinatie met bewonderenswaardige menslievendheid. Als hij uitvaart tegen gedragingen van mensen, doet hij dat zo, dat je hem zelfs als hij berispt kunt liefhebben. Zoals hij sprak, zo was zijn leven. Dankzij die wendbaarheid van geest maakte hij bisschop Eusebius, die zich uit eerzucht tegen hem verzette, van een tegenstander tot een goede vriend. Dankzij die eigenschap verachtte hij op zo'n manier Modestus, prefect van de keizer, dat hij met de schittering van zijn deugdzaamheid bewondering wekte bij de goddeloze man.Ga naar voetnoot11. Dankzij die eigenschap overwon hij Eusebius, de prefect van Pontus, en veroorzaakte hij diens val, en kwam hij meteen daarop de gevallene te hulp.Ga naar voetnoot12. Dankzij die eigenschap deed hij keizer Valens zelf, toen deze de kerk was binnengegaan, eerst versteld staan en weerhield hij hem vervolgens in een verstandig gesprek van het geweld dat hij overwoog. Hij bracht hem zelfs van de partij van de arianen af, als niet alles wat zijn beminnelijke vrijmoedigheid had opgebouwd door de hardnekkige slechtheid van anderen was afgebroken.Ga naar voetnoot13. Hij was zozeer tot het martelaarschap bereid dat hij daar zelfs naar uitzag als was het een geschenk. In zijn geschriften is er nergens het tegengeluid van menselijke hartstocht, nergens bepleit hij zijn eigen zaak. Ten slotte zit er iets in waar ik nog geen goed woord voor gevonden heb. Er is een speciale charme aanwezig waar de lezer nooit genoeg van krijgt en die hem altijd met een sterk gevoel van verlangen laat weggaan. Toen ik er dan ook van overtuigd was geraakt dat het zowel de gewijde studie als de christelijke vroomheid zeer ten goede zou komen als niet de schaduw van Basilius, maar Basilius zelf zich in ieders handen zou bevinden, haalde ik Hieronymus Froben en zijn compagnon Nicolaus Episcopius ertoe over al wat van hem opgespoord kon worden, in druk te verspreiden. Aan datgene wat we onder Basilius' naam in vertaling bezitten, ontbreekt namelijk het grootste deel van Basilius. Georgius van Trebizonde, een geleerd man, zegt eerlijk dat hij niet opgewassen was tegen de taak die hij op zich had genomen, omdat hij de Romeinse taal onvoldoende beheerste om de charme en elegantie van de Griekse taal weer te geven, en ook onvoldoende theologische kennis had om overal de subtiliteit van de behandelde stof te begrijpen. Rufinus heeft zich nergens een betrouwbare vertaler met een goede stijl betoond. Om te kijken hoe de vertalingen van Raffaele van Vol- | |
[pagina 180]
| |
terra waren,Ga naar voetnoot14. besloot ik het eerste wat ik was tegengekomen met het Grieks te vergelijken. Het eerste wat ik tegenkwam was de preek over de vasten,Ga naar voetnoot15. die een algemeen bekend onderwerp behandelt dat niet ingewikkeld is. Stilistische elegantie laat ik nu buiten beschouwing; zie hier hoe zorgvuldig hij te werk is gegaan:Ga naar voetnoot16. [1] Meteen in de eerste regel, laat hij weg wat in het Grieks en neomêniais luidt, dat is: aan het begin van de maand;Ga naar voetnoot17. maar als compensatie voegt hij meteen uit zichzelf toe: omdat het in Israël voorgeschreven is;Ga naar voetnoot18. en wel weinig elegant, omdat meteen daarop volgt: touto prostagma esti prophêtikon (dit is een voorschrift van de profeten). - Vervolgens vertaalt hij wat in het Grieks tên proagousan tôn hêmerôn heortên luidt, dat is: de feestdag die de andere dagen overtreft, met: deze viering van die dagen. Maar Basilius doelde op de speciale dag die eraan voorafging. - Verder vertaalt hij wat in het Grieks huposêmainei ta anagnôsmata luidt, dat is: de lezingen geven aan, met: lijken te beduiden; waarmee hij afzwakt wat Basilius benadrukt wilde hebben, omdat hij ervoor had gezegd: luider dan iedere trompet en duidelijker dan ieder muziekinstrument. - Ik ga voorbij aan kleinigheden, namelijk dat hij egnôrisamen, dat is: wij leerden, vertaalt met: wij weten; en dat hij in plaats van parôsamenou, dat is: verwerpende, zegt: berispende. - Verder voegt de vertaler hier toe op basis van Jesaja: Op de vastendag (zegt hij) ontmoeten jullie je debiteuren, doen jullie zaken en maken jullie ruzie;Ga naar voetnoot19. terwijl er in het Grieks dit staat: mê eis kriseis kai machas nêsteuete, alla lue enzovoorts, dat is: vast niet met rechtszaken en ruzies als doel. - Een klein stukje verder, waar mê skuthrôpasêis therapeuomenos staat, dat is: wees niet treurig wanneer je wordt genezen, vertaalt hij: niemand treurt die genezen en bevrijd is. - Verder vertaalt hij euthumêson, dat is: wees welgemoed, met: wees blij als je | |
[pagina 181]
| |
verstandig bent. Een klein stukje verder laat hij hê ge hôs alêthôs tautês tês prosêgorias axia (zodat het werkelijk die benaming waard is) helemaal weg, omdat hij, denk ik, niet begreep dat er wordt gealludeerd op de etymologie van het Griekse woord nêsteia (vasten). [2] Datzelfde doet hij kort daarop bij deze woorden: ho aleipsamenos echrisato, ho nipsamenos apeplunato (wie is ingewreven is gezalfd, wie is gewassen, is gereinigd).Ga naar voetnoot20. - Hierna vertaalt hij wat epi ta endon lambane tôn melon tên nomothesian luidt, dat is: pas dit voorschrift op het binnenste van je lichaam toe, als volgt: zalf het hoofd van binnen, van binnen met heilige olie. - Evenzo liet hij bij hina metochos genêi Christou (opdat je deelachtig wordt aan Christus) de toespeling van chrisma (zalving) op Christus (de gezalfde) verloren gaan. - Kort daarna vertaalt hij kai houtô proselthe têi nêsteiai, dat is: nader zo het vasten, met: richt je zo naar het vasten. - Ik sla bewust veel dingen over, om de lezer niet te overladen. Prosdrame, dat is: kom snel, vertaalt hij met: kom tevoorschijn. [3] Een klein stukje verder staat: paterôn esti keimêlion; pan to archaiotêti diapheron esti aidesimon, dat is: het is een door de voorouders overgeleverde schat; al wat uitmunt in ouderdom is eerbiedwaardig. Hij heeft het eerste gedeelte weggelaten, het tweede heeft hij als volgt weergegeven: er is een spreekwoord, dat alles door ouderdom edeler wordt. - Wat er meteen op volgt: dusôpêthêti tên polian tês nêsteias, dat is: heb eerbied voor de ouderdom van de vasten, vertaalt hij met: onderzoek zorgvuldig de ouderdom van de vasten. [4] Verder staat er na enkele regels: pheidoi tês sarkos tên brôsin hupotithemenon, dat is: die voedsel aanraadt om het lichaam te ontzien; het slaat immers op de slang, die eraan voorafging. Hij heeft het gescheiden en vertaalt zo: hoed je ervoor het vlees voedsel toe te dienen, met het idee dat pheidoi een werkwoord is, terwijl het een datief is, anders zou het pheidou zijn. Waarom zou ik nog de rest behandelen? Uit het voorgaande blijkt immers voldoende dat er zoveel verschil is tussen Basilius in vertaling en Basilius die in zijn eigen taal spreekt als tussen een zingende nachtegaal en een krassende kraai. Ik geef toe dat wij heel wat dank verschuldigd zijn aan de werklust van Raffaele, Francesco Aretino, Anianus en andere schrijvers van dit niveau; maar wat kunnen we in de toekomst verwachten, wanneer gezaghebbende theologen op basis van zulke vertalingen bewijsplaatsen aandragen en uitspraken doen over de dogma's van het katholieke geloof? Daarom is het volgens mij voor elk vak, maar vooral voor de theologie een vereiste dat ze de voorkeur aan bronnen boven poelen geven om uit te putten, of de betrouwbaarheid van de vertalers hebben vastgesteld. Hoe weinigen zijn er trouwens | |
[pagina 182]
| |
onder de tallozen die deze taak op zich namen, die niet op heel wat plaatsen door onkunde of onoplettendheid fouten hebben gemaakt! Om die reden verdient de firma Froben naar mijn mening beslist applaus van alle studerenden, omdat die als eerste in Duitsland een Griekse auteur durfde te drukken die niet eerder verspreid was en als gelukkig begin Basilius koos, de lovenswaardigste van allemaal. Als dat succes heeft, zoals naar ik hoop het geval zal zijn, wordt er ieder jaar één drukpers aan deze taak gewijd, zo is besloten. Dan zal hetzelfde wat bij de Levens van Plutarchus geprobeerd is door iemand die zeer bedreven is in beide talen,Ga naar voetnoot21. bij Basilius, Chrysostomus, Athanasius, Cyrillus, Gregorius van Nazianze en soortgelijke auteurs worden gedaan; hoewel sommige vertalingen de indruk wekken dat iemand die weer opnieuw vertaalt er duidelijk minder werk aan zal hebben dan iemand die bedorven passages herstelt. Verdienen dus degenen die, om studie en godsdienst zo'n grote dienst te bewijzen, hun hele vermogen uitgeven en de uiterste zorg en oplettendheid betrachten, niet de publiekelijke goedkeuring van ieder weldenkend mens? Maar ook hier lijkt Homerus' Ate niet te slapen, die via Eris het kwaad van de twist onder de Italianen, Fransen en Duitsers probeert te verspreiden. Maar hoeveel verstandiger was het dat we elkaar met wederzijdse gedienstigheid helpen; zodat wie later is, zijn voorganger niet benijdt, maar hem toejuicht, en wie eerder is, een hand uitsteekt naar wie probeert te volgen. Deze vermanende woorden waren niet nodig, als bij iedereen dezelfde openheid en oprechtheid aanwezig was als bij u. Want ik twijfel geen moment dat u dit uiterst eervolle project met beide duimen,Ga naar voetnoot22. of liever gezegd, met heel uw hart zult steunen. Vooral om die reden leek het mij goed Basilius de Grote onder uw bescherming in het openbaar te laten verschijnen. U behandelt immers met zo bewonderenswaardige welbespraaktheid de heilige boeken, dat u met recht de Latijnse Basilius genoemd kunt worden. Mild als u bent moet u het mij vergeven als ik niet in staat ben mijn mening te verzwijgen. Maar onder het schrijven komt het intense verdriet weer bij me boven dat ik een tijd geleden had gevoeld na de totale vernietiging van uw bibliotheek.Ga naar voetnoot23. Die had immers een belangrijk hulpmiddel bij dit project kunnen zijn, dat niet uitgevoerd kan worden zonder een flinke hoeveelheid Griekse boeken. Maar mocht uw bibliotheek geen Griekse Basilius bevatten, dan breiden we uw literaire huisraad in elk geval uit door die toe te voegen. Was | |
[pagina 183]
| |
het maar mogelijk geweest de volledige Basilius te geven! Want de boeken die hij door goddelijke ingeving tegen Eunomius schreef, konden we ondanks lang zoeken niet te pakken krijgen. Ik bid dat de Heer Uwe Eerwaarde Excellentie lange tijd zal behoeden en bewaren in het belang van de studie en het christendom. Freiburg, 22 februari, in het jaar 1532 na de geboorte van Christus |
|