De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2609 Van Christian Beyer
[Torgau], 18 februari 1532

Aan zijn vriend, de grote Erasmus van Rotterdam

Een groet. Vorig jaar, toen de rijksdag te Augsburg was afgelopen,^1. kwam uw, of liever: onze Polyphemus^2. naar ons toe, overladen met aanbevelingsbrieven van Maarten Luther, Justus Jonas en Philippus Melanchthon, waarin ze me vroegen Polyphemus ter wille te zijn, zodat hij in de groep hovelingen van onze vorst, de hertog en keurvorst van Saksen,^3. zou worden opgenomen. Die taak heb ik niet zozeer om hun aanbeveling als wel om u graag op me genomen. Want ik zou willen dat u ervan overtuigd bent dat u, vader van alle studerenden, beschermer van een verfijndere literatuur en hersteller van een zuiverder theologie, door alle geleerde en weldenkende mannen die er in ons Saksen te vinden zijn wordt bewonderd, geacht en vereerd. Wat mijzelf betreft, ik beken eerlijk dat ik, al wat er aan geleerdheid in mij is (hoe gering dat is laat deze brief zien), aan u te danken heb. Ik heb de zaak van Polyphemus dus aan de vorst voorgelegd, die, nadat ik uw naam had laten vallen, Polyphemus geenszins het minste ambt aan het hof toekende. Dat heeft hij zo uitgeoefend dat hij veel waardering kreeg van de meest vooraanstaande mensen en veel voor onze vorst had kunnen betekenen, als hij tegen het klimaat in Saksen had gekund. Toen hij echter even ernstig als langdurig last van zijn voeten begon te krijgen, zorgde ik ervoor dat hij zich dankzij de toestemming en de vrijgevigheid van de vorst ergens anders heen kon begeven,

1. De rijksdag eindigde op 19 november 1530.

2. Felix Rex.

3. Johan van Saksen.

[p. 175]

waar het klimaat milder zou zijn en beter bij zijn gestel zou passen. Hoewel Polyphemus voor u een zeer geprezen en dierbaar persoon is, wilde ik toch tegenover u en iedereen van zijn rechtschapenheid, eerlijkheid en trouw getuigen. Mijn verzoek is dus dat hij bij u dezelfde welwillendheid zal terugvinden die hij bij zijn vertrek achterliet. Maar als hij u door mijn aanbeveling nog welkomer zal kunnen zijn, heb ik reden tot grote blijdschap. Het ga u goed, eerwaarde vader, en schrijf mijn waaghalzerij toe aan de liefde waarmee ik Erasmus omarm.

18 februari 1532

Ondertekend door uw vriend Christian Beyer, doctor in de beide rechten en kanselier van de hertog van Saksen, keurvorst van het keizerrijk

Aan de eminente en uitzonderlijk geleerde heer, de grote Erasmus van Rotterdam, zijn zeer geliefde meester en beschermheer