De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2602 Van Ulrich Zasius
| |
[pagina 163]
| |
initiatief op zijn lof hebt gestort. Hij belooft plechtig dat je niet tevergeefs iets zult schrijven, en niet alleen dat, maar dat je ook door de beloning die daar nog bij komt zult ervaren dat je werk vruchten heeft afgeworpen. Hij is iemand van groot aanzien, hij gaat alle stervelingen voorbij in gulheid, is schatrijk en weet het in zijn eentje met de mijnbouw bij Innsbruck zo te spelen, dat er jaarlijks meer dan honderdduizend florijnen overblijven na aftrek van alle kosten. Hij is zo integer dat hij door al zijn arbeiders, zo niet als God, dan toch als MercuriusGa naar voetnoot1. wordt geprezen; hij is een geweldige steun voor de armen nu het graan duur is, en op voorbeeldige wijze onwankelbaar in het christelijk geloof. Zijn vaderGa naar voetnoot2. was een zeer hooggeplaatst iemand, hij was namelijk raadsheer van keizer Maximiliaan en koning Matthias van Hongarije en stond, als ik dat mag toevoegen, in zeer hoog aanzien bij de paus. Door privileges van keizer Karel is onze vriend Paumgartner boven de status van gewone burger verheven, hij is uit de voornaamsten tot raadsheer van onze koning Ferdinand gekozen. Hij leeft onder hun bescherming, alsof ze zijn patronen zijn. Kortom, niets ontbreekt hem wat nodig is voor onsterfelijkheid, behalve dat hij van nature niet onsterfelijk is. Om advies gevraagd bij zijn werk heb ik zo goed en zo kwaad als het ging geholpen; hoewel ik niets vroeg gaf hij me een zodanig honorarium dat ik nauwelijks in leven was gebleven met mijn familie in deze tijd van schaarste, als mij niet zo'n Jupiter ten deel was gevallen. Nu plaveit hij de weg om jou meer dan je zou wensen ter wille te zijn. Hij stelt niemand teleur. Als rechtvaardigheid, als deugdzaamheid zich bij de stervelingen zal ophouden, zal ze bij deze grote man gastvrijheid vinden, zoals ooit Cybele bij Nasica.Ga naar voetnoot3. Ik vraag je bij onze wederzijdse vriendschap en bij de enorme genegenheid die me aan je bindt, wijs de man niet af, maar schrijf een kleinigheid tot zijn eer, wanneer zich een gelegenheid voordoet.Ga naar voetnoot4. Nu vraag ik echter om een brief of in elk geval een schaduw daarvan,Ga naar voetnoot5. om hem hoop op jouw vriendschap te geven. Het ga je goed. Thuis geschreven op de derde dag na ExsurgeGa naar voetnoot6. in het jaar enz. 32 | |
[pagina 164]
| |
Je vriend Zasius Excuses voor de doorhalingen, ik word namelijk afgeleid door belangrijke bezigheden. Aan de grote Erasmus, sieraad van onze tijd, vorst van de theologen en alle geleerdheid, zijn zeer geachte heer en leermeester |
|