De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2601 Van Jan Benedykt Solfa
| |
[pagina 157]
| |
leven, voor wie de tijd ten einde loopt,Ga naar voetnoot1. waarin iedereen alles maar doet, zelfs ongestraft. Niet alleen profeten voorzagen dat door goddelijke inspiratie, maar ook filosofen voorspelden menselijk handelen lang voordat het zich had voorgedaan, en vooral magister Jan van Głogów, ooit het sieraad van onze universiteit; hij sprak veertig jaar gelden in het openbaar deze woorden uit: ‘Er zal een zwarte monnik komen, die de kerk in verwarring zal brengen, en hier in Wrocław zullen de mensen slechter zijn dan in Praag’.Ga naar voetnoot2. Dat het (helaas!) zo gegaan is, is voor iedereen duidelijk. Ze beroemen zich erop dat het evangelie zoveel eeuwen en generaties, zelfs toen er heiligen waren, die bij uitstek wonderen verrichtten, duister is geweest, en dat het nu voor het eerst aan Luther, Hess en hun volgelingen wegens hun grote deugden is geopenbaard, alsof Christus, onze Heer, had toegestaan dat zijn bruid, de katholieke kerk, zoveel eeuwen dwaalde. Verder zijn er vele wegen die in de ogen van de mensen recht zijn,Ga naar voetnoot3. en de laatste daarvan leiden naar de diepten van de hel.Ga naar voetnoot4. Salomo zegt daarom: ‘Ga niet over oude grenzen heen die je voorouders hebben vastgesteld’.Ga naar voetnoot5. Maar laten we de rechte weg inslaan, die uitgesleten is door de voetstappen van alle heiligen die de ware God vereren, en de paden die betreden zijn door de heilige vaderen, volgens de profeet: ‘Ga bij de wegen staan en kijk en onderzoek de eeuwige paden van de Heer, welke weg de goede is, en sla die in en u zult zuivering van uw ziel vinden’. En ergens anders: ‘Hij zal jullie zijn weg bekendmaken’.Ga naar voetnoot6. Maar als we een keer hebben gedwaald en we als mensen langs een verkeerde weg verder zijn gegaan, zal God ons ook dat openbaren, zoals hij beloofde via de apostel en Ezechiël: ‘Ik zal hun een andere weg en een ander hart geven’.Ga naar voetnoot7. Maar laten we goede dingen zeggen over wie ons vervolgenGa naar voetnoot8. en laten we ons volgens de raad van Gamaliël afzijdig houden van die mensen en hen hun gang laten gaan, want, als dit streven of dit werk uit mensen voortkomt, zal het op niets uitlopen.Ga naar voetnoot9. Want elke plant die niet door mijn hemelse | |
[pagina 158]
| |
vader is geplant, zal met wortel en al worden uitgerukt.Ga naar voetnoot10. Maar als het uit God voortkomt, zult u niets kunnen uitrichten,Ga naar voetnoot11. want een mens heeft niet de macht over de geest om de geest tegen te houden.Ga naar voetnoot12. De Lutheranen verkondigen dat ze die geest bezitten, alsof de geest nooit, wegens menselijke zwakte, bij de mensen weg zou gaan, niet wetend dat na de voltooiing van de voorspelling de profeet een gewoon mens wordt en in niemand de Heilige Geest is achtergebleven met uitzondering van Christus, onze Heiland,Ga naar voetnoot13. niet wetend dat de Heer niet rust behalve bij wie nederig en gelaten is en zijn geboden vreest.Ga naar voetnoot14. Bij de Lutheranen vind je dus niet de geest van de heiligheidGa naar voetnoot15. of de Heilige Geest, die de geest van zachtmoedigheid is en aan de apostelen verscheen in de gedaante van een duif,Ga naar voetnoot16. die niet de oorzaak van verwarring is, maar van vrede, zoals bij alle samenkomsten van de heiligen.Ga naar voetnoot17. Want hij is onze vrede.Ga naar voetnoot18. Als Christus dus de vrede van de gelovigen is, heeft wie zonder vrede is niet de geest van Christus. Want ‘groot is de vrede voor wie uw wet beminnen, Heer, zij vinden geen hindernis op hun weg’, volgens het getuigenis van David.Ga naar voetnoot19. Over deze Heilige Geest zei de Heer in het evangelie: ‘Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden. Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid’.Ga naar voetnoot20. Want elk van zijn geboden is waarheid.Ga naar voetnoot21. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons.Ga naar voetnoot22. Wie evenwel zijn broeder haat, bevindt zich in de duisternis en gaat zijn weg daarin, en hij weet niet waar hij heen gaat, want de duisternis heeft hem blind gemaakt.Ga naar voetnoot23. En in zulke mensen, zegt de Heer in Genesis, | |
[pagina 159]
| |
‘zal mijn geest niet voor altijd blijven, omdat zij vlees zijn’Ga naar voetnoot24. en hun eigen wil en niet die van God doen. En daarom kunnen ze God niet behagen, waardoor een tegengestelde geest in hen wordt waargenomen, bij wie het zoete tot hun eigen ondergang met het bittere is vermengd; en ze voorspellen niet door goddelijke ingeving, maar met hun eigen hart en ze zien niets.Ga naar voetnoot25. Ze interpreteren de schrift, zoals de duivel dat doet in Matteüs 4,Ga naar voetnoot26. zoals te zien is bij duizend en nog wat bijbelplaatsen die op bedrieglijke wijze uit de oorspronkelijke tekst zijn overgenomen. En die wijsheid van hen komt niet van bovenaf, maar is aards, dierlijk, demonisch, en zij handhaven niet de naastenliefde of eenheid van de geest door de band van de vrede,Ga naar voetnoot27. wat tegen de leer van de apostel is, wanneer hij leert dat ‘jullie alle wrok, drift, boosheid, geschreeuw en laster moeten laten varen’,Ga naar voetnoot28. en herhaaldelijk in de eerste brief van Petrus en Kolossenzen 4: ‘Doe boosheid, wrevel, laster en vuile taal weg uit uw mond’.Ga naar voetnoot29. Daarvan lopen alle monden van de Lutheranen over, daarmee staan hun bedrieglijke geschriften vol, die een overvloedig getuigenis geven dat ze niet Christus hebben, maar de wispelturige geest van Satan, waarmee ze Gods volk verleiden, waardoor ze ook snel in alle mogelijke dwalingen vervallen en op goddeloosheid en verdorvenheid afstormen. Laat er dus niet langer ruimte zijn om tegen de zieners te zeggen: ‘Voor ons geen visioenen’, en tegen de schouwers: ‘Schouw niet de waarheid voor ons; zeg aangename dingen tegen ons, laat uw visioenen begoochelingen zijn, wijk af van de weg,Ga naar voetnoot30. we hebben de hoop opgegeven, want we hebben anderen lief en zullen achter hen aanlopen.’Ga naar voetnoot31. Met dit idee zegt de apostel, gebonden door de geest:Ga naar voetnoot32. ‘Blijf onwrikbaar gegrondvest in het geloof;Ga naar voetnoot33. zonder dat is het onmogelijk God welgevallig te zijn’,Ga naar voetnoot34. en Johannes: ‘Laat niemand u misleiden met loze woorden, want daardoor pleegt immers Gods toorn over de zonen van de ongehoorzaam- | |
[pagina 160]
| |
heid te komen’;Ga naar voetnoot35. volgens de psalmdichter: ‘Als zijn zonen zich afkeren van mijn wet’;Ga naar voetnoot36. wat ook de apostel aanvoert, als hij zegt: ‘Het vuur zal laten zien wat ieders werk waard is en het zal door vuur aan het licht worden gebracht’.Ga naar voetnoot37. Dit is immers het algemene geloof: wie het goede hebben gedaan zullen het eeuwige leven ingaan.Ga naar voetnoot38. Maar oprechtheid is teloorgegaan, zoals Jeremia zegt, en uit hun mond verdwenen,Ga naar voetnoot39. en ze geloven niet in de hel; ze zeggen dat de Schrift daar geen enkele voorstelling van geeft, hoewel ze weten dat niet alles in dit boek staat,Ga naar voetnoot40. maar dat een aantal dingen door de apostelen is geregeld, omdat Paulus aan de Korintiërs schrijft: ‘Want wat ik heb ontvangen heb ik aan u doorgegeven. De overige zaken zal ik regelen wanneer ik kom’.Ga naar voetnoot41. Terwijl toch, zoals Augustinus aan Casulanus schrijft, bij die zaken, waarover de Heilige Schrift niets zekers bepaalde, de gewoonte van Gods volk en de gebruiken van de voorvaderen als wet nageleefd moeten worden.Ga naar voetnoot42. Hieronymus stemt hiermee in; hij schrijft aan Lucinius: ‘Laten we de voorschriften van de voorvaderen als wetten van de apostelen beschouwen’Ga naar voetnoot43. wegens het gezag van de kerk, naar ik meen, van de samenkomst van gelovigen die Christus hebben gehoord, gezien en zijn getuigen zijn geweest. Zoals de mede-oudste en ooggetuige van Christus' lijdenGa naar voetnoot44. zegt, en zoals, in de woorden van de evangelist Lucas, ons is overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden.Ga naar voetnoot45. En 1 Johannes 1: ‘Wat wij met onze eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt en betast van het Woord dat leven is’. Wiens kruis en bloed van de overwinning niet alleen de engelen en krachten in de hemel, maar ook ons mensen op aarde ten goede kwam. Maar de kerkelijke ritus keurt de voorbeden van de levenden voor de gestorvenen goed, zoals ook Augustinus doet in Over de zorg voor de gestorvenen en in zijn Handboekje, en Chrysostomus, preek 69 over Filippenzen, onder andere: ‘Niet zomaar werd door de apostelen bepaald dat bij het huiveringwekkende mysterie de gestorvenen worden herdacht, omdat ze wisten | |
[pagina 161]
| |
dat er veel voordeel, veel profijt voor hen uit voortkwam.’Ga naar voetnoot46. En Johannes Damascenus bevestigt dit in zijn preek over de voorbeden voor de gestorvenen;Ga naar voetnoot47. na de heilige Dionysius (die een tijdgenoot van de apostelen was en een leerling van Paulus), in het laatste hoofdstuk van De kerkelijke hiërarchie, waar hij vertelt over de gewoonte om in de vroege kerk voor de gestorvenen te bidden: ‘Vervolgens komt de eerwaardige bisschop nader en spreekt een heilig gebed uit over de gestorvene’. En hij voegt eraan toe: ‘In het gebed vraagt hij de goddelijke goedertierenheid om de overledene alle door menselijke zwakte begane zonden te vergeven en hem een plaats te geven in het licht en het land van de levenden, in de schoot van Abraham, Isaak en Jakob, daar waar geen verdriet, droefheid en zuchten zijn’.Ga naar voetnoot48. Dat is zonder enige twijfel de duidelijke, rijke beloning van de heiligen. Maar onlangs stuitte ik op een nieuwe vertaling van de derde preek van Chrysostomus over Lazarus, die weinig waarde hecht aan de voorbeden voor de overledenen,Ga naar voetnoot49. en op preek 39 naar Matteüs, hoofdstuk 8, waar hij zegt dat de ziel gescheiden van het lichaam niet hier bij ons kan rondwaren.Ga naar voetnoot50. De ervaring leert het tegendeel, zoals magister Joachim,Ga naar voetnoot51. die vorig jaar in Torún is overleden, liet zien door de priesters met wie hij samenwoonde te hinderen. Na vele bezweringen zei hij tegen een priester: ‘Lees psalm 63, je zult vinden waar ik ben, hoe het met me gaat, wat ik wil. Waarom verspreiden jullie niet de boeken die ik heb nagelaten?’ Die Pool, heer Matthias, zei: ‘Wat hebben we met uw boeken van doen? Ga naar de Duitse testamentmakers.’ Maar hij antwoordde: ‘Jij moet tegen hen met Ezechiël 14 zeggen: “zijzelf in hun rechtvaardigheid zullen hun eigen zielen bevrijden”.’Ga naar voetnoot52. Wanneer wij voor | |
[pagina 162]
| |
de rechterstoel van Christus zullen komen, kunnen noch Job, noch Daniël, noch Noach voor iemand smeken.Ga naar voetnoot53. Hoe moeten we de tegenstrijdigheid die zich overal in de preken voordoet, en deze uitspraak van Ezechiël opvatten? Hopelijk is hij, aan wiens afgewogen oordeel ik vooral bij deze kwestie meer waarde hecht dan dat van alle stervelingen die ik ken, bereid dit aan mij en de hele wereld uit te leggen, als hij tijd heeft. En laat hij mij niet die woorden uit Matteüs voorhouden: ‘Gooi je parels niet voor de zwijnen’,Ga naar voetnoot54. of de passage uit Jesaja 39, waar Hizkia zijn rijkdom, die hij had bezeten omdat God die schonk, aan vreemdelingen had laten zien, en er was niets wat hij hun niet liet zien. God werd zeer terecht boos op hem en zei: ‘Zie, de dagen zullen komen’ enz.Ga naar voetnoot55. Want ook de honden eten van de kruimels die hun baas laat vallenGa naar voetnoot56. en zij die in de mysteriën zijn ingewijd mogen niet van de geheimenissen weggehouden worden, zodat ze altijd gereed zijn om zachtmoedig en respectvol antwoord te geven aan een ieder die een vraag stelt over de hoop die in hen leeft.Ga naar voetnoot57. Het ga u goed, stralend licht van de wetenschap. Krakau, 4 februari 1532 Uw onderdanige dienaar Jan Benedykt, lijfarts van koning Sigismund i van Polen Aan de voortreffelijke en zeer geleerde Erasmus Desiderius van Rotterdam, groot theoloog |
|