De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2600 Aan Piotr Tomicki
| |
[pagina 156]
| |
schop van Brindisi, nu apostolisch gezant bij de keizer, koestert al geruime tijd een ongebreidelde haat tegen mij, en hij zou niet kunnen zeggen waarom; hij is nu nog bozer, omdat ik volgens zeggen in een dialoog, getiteld De ciceroniaan,Ga naar voetnoot6. de grootheid van Cicero heb aangetast. Vooral in Italië heb je mensen die ernaar streven dat er evenveel onenigheid onder de beoefenaars van de studie heerst als onder de verkondigers van dogma's. Ik stuur Uwe Eerwaarde Hoogheid een boekje waarin ik zowel op de aanmerkingen van de Sorbonne als op de aantijgingen van Alberto Pio reageer.Ga naar voetnoot7. Ik bood meer weerstand aan de sekten in Duitsland dan zeshonderd theologen bij elkaar en voor de bewezen dienst krijg ik dat als dank van de steunpilaren van de kerk, zoals ze zichzelf vinden. Maar Christus leeft, onze scheidsrechter, voor wie we strijden; van hem verwachten we de prijs voor de overwinning, en wel binnenkort. Want deze woning wordt van dag tot dag wankeler. Moge de Heer Uwe Eerwaarde Hoogheid lange tijd behoeden en bewaren. We juichen de prachtige overwinningen van uw Polen van harte toe.Ga naar voetnoot8. Freiburg im Breisgau, 4 februari in het jaar 1532 na de geboorte van Christus Uw onderdanige dienaar, Erasmus van Rotterdam, eigenhandig voor de vuist weg Aan de eerwaarde heer Piotr, bisschop van Krakau, kanselier van de koning en het koninkrijk van Polen. Polen |
|