De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
2599 Aan Germain de Brie
| |
[pagina 154]
| |
aantal jaren in Brabant zou zien, zou je vragen waar ik je van kende?’ Ze glimlachten naar elkaar, zonder dat ik ook maar het minste vermoeden had. Vervolgens bleef ik aandringen, of het soms inderdaad een kardinaal was. Ammonio aarzelde. Uiteindelijk zei hij: ‘Het is iemand met de mentaliteit van een kardinaal’. Daarop zei ik met een vriendelijk lachje: ‘Dat is heel wat: de mentaliteit van een kardinaal hebben!’ Dit alles en nog veel meer hoorde Canossa zwijgend aan. Uiteindelijk zei hij iets in het Italiaans. Vervolgens mengde hij er Latijnse woorden door, en wel zo dat je kon merken dat hij een scherpzinnige koopman was. Toen ik niets antwoordde, richtte hij zich tot mij: ‘Het verbaast me dat u in dit barbaarse land wilt leven, tenzij u misschien liever hier de enige wilt zijn dan de eerste in Rome’. Verbaasd over zoveel spitsheid bij een koopman, antwoordde ik dat ik in een land leefde waar zeer veel mensen woonden die bijzonder geleerd zijn, en dat het voor mij voldoende was onder hen de laatste plaats in te nemen, terwijl ik in Rome volstrekt niet zou meetellen. Dit en nog meer zei ik, nogal boos op de koopman. Ik denk dat mij toen een of andere goede genius bijstond; sowieso had Ammonio, die heel goed wist hoe ongeremd ik meestal er tegenover vrienden uitflap wat me voor de mond komt, me ernstig in gevaar gebracht. We gingen van tafel. Andrea en ik wandelden een hele tijd in de tuin die het huis in tweeën deelde en na een hele tijd gepraat te hebben begeleidde hij me uit beleefdheid naar de poort aan de landzijde (want het gedeelte van het huis waar we gegeten hadden keek uit op de rivier de Theems); ik wilde namelijk liever te voet teruggaan dan met een bootje. Toen we enkele dagen later terugkwamen op het gesprek, verklapte Andrea dat het in scène was gezet en probeerde hij me er heel serieus toe over te halen dat ik Canossa naar Italië zou begeleiden, waarbij hij een uitgebreid getuigenis gaf hoe lovend hij over mij sprak en hoe geweldig hij mij vond. Maar hij praatte tegen dovemansoren.Ga naar voetnoot2. Maar intussen was het niet zo aardig wat Ammonio had gedaan, die heel goed mijn vrijmoedige manier van spreken kende. Ik had er iets ongunstigs over de paus of de gezant kunnen uitflappen wat later nadelig voor mij was geweest. Als Canossa Eramus nu niet bijzonder welgezind is, is dat niets nieuws: versmade liefde pleegt om te slaan in woede.Ga naar voetnoot3. Ook zie ik dat er mensen zijn die de wetenschap dezelfde pest proberen te bezorgen als de godsdienst. In Italië is de partij van de ciceronianen volop actief, hoewel degenen die het hardst schreeuwen het minst te betekenen hebben. Ik was op de hoogte van je succes, wat je houding betreft geloof ik je en wens ik | |
[pagina 155]
| |
je geluk. Maar ik denk dat je de waardigheid ook gekregen zou hebben als je die niet had opgeëist.Ga naar voetnoot4. Ik had liever gewild dat je bij Chrysostomus niet zo'n CallipidesGa naar voetnoot5. was, want dat berokkent de drukker flinke schade.Ga naar voetnoot6. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 1532 |
|