2591 Van Bernhard von Cles
Innsbruck, [ca. 30] december 1531
Aan Erasmus
Met uw brief van de tiende van deze maand, die ik kort geleden ontving, was ik erg blij. Maar ik vond het niet fijn te horen dat die van Zijne Koninklijke HoogheidGa naar voetnoot1. en de mijne zo laat werden bezorgd; ik kan niet bedenken wat de oorzaak is. Dat u verder voor alles wat u voor de christenheid hebt gedaan dagelijks getergd wordt door beledigingen van allerlei mensen, vind ik evenzeer vervelend. Maar omdat het mij niet ontgaat dat de nijd nergens zo jaloers op is als op geleerdheid, en dat uw wijsheid en omzichtigheid zodanig zijn dat ze u ongevoelig kunnen maken voor de bijtende woorden van die lieden, berust ik daarin.
Ook al was mij bekend wat u over de Zwitsers schreef,Ga naar voetnoot2. toch was uw bevestiging van wat daar gebeurt welkom. Het is te hopen dat eindelijk een gepast einde wordt gemaakt aan al die verwarring en ellende; mijn wens zou gemakkelijk werkelijkheid worden, als iedereen berouw zou hebben van zijn dwalingen. En hoe meer we dagelijks de verkeerde kant op rennen, hoe zwaarder de straf is die God ons laat ondergaan.
Maar daarover een andere keer. Ondertussen is het mijn taak voor uw gezondheid te zorgen; ik wil u graag ter wille zijn.
Innsbruck, ... december 1531