De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2586 Aan Hector van Hoxwier
| |
[pagina 137]
| |
ber bezorgd, want ik wil niet dat je over slordigheid of onwellevendheid van mij klaagt, omdat je nogal laat antwoord krijgt. Er is echter geen reden, zeer geachte jongeman, om te vragen of de naam Hector van Hoxwier op de lijst van mijn vrienden mag komen te staan; integendeel, ik ben je zeer dankbaar dat je me rijker wilde maken door er zo'n bijzondere vriend aan toe te voegen. Ik geloof het direct wat je zegt, dat je door een soort mysterieuze intuïtie tot genegenheid voor mij werd gedreven. Want als dat niet het geval was geweest, wat is er dan bij dit armzalige mensje te vinden wat iemand kan liefhebben of bewonderen? Ik ben echter blij dat er overal talloze mensen opduiken die met hun schittering mijn faam (zo die er is) in de schaduw stellen. Ik feliciteer ook jullie Friesland, dat hiervóór in de ogen van de mensen vertrouwder met Comus en Bacchus dan met Pallas was, maar nu de woning van de muzen aan het worden is, omdat daar zoveel gelukkige talenten ontluiken. Wie heeft zo'n vlot verstand, zo'n vriendelijk karakter, zo'n zuivere en gepolijste stijl als het raadslid Haio Herman? Laat er dus een drievoudig koord zijn, dat naar de woorden van die Hebreeuwse wijze manGa naar voetnoot3. niet gauw breekt. Want Viglius Zuichemus is er nog bij gekomen, wiens karakter, zuiverder dan sneeuw, ik vaak in zijn brieven aan mij heb bewonderd. Maar mijn sympathie voor hem nam enorm toe toen hij mij hier een bezoek bracht, ook al kwam dat weinig gelegen, want hij trof iemand aan die niet fit was en uitgeput door de vermoeienissen van de verhuizing.Ga naar voetnoot4. Hij toonde een wonderbaarlijke genegenheid voor mij, niet alleen in woorden, maar ook met zijn blik, gezichtsuitdrukking en hele lichaamshouding. Hij liet ook een zeer fraai aandenken bij mij achter. Het is een ring waarin de tekens van de dierenriem zijn gegraveerd en die uitgevouwen de hemelsfeer voorstelt, zodat ik het heelal aan mijn vinger kan dragen.Ga naar voetnoot5. Tenzij ik me volledig vergis, zal hij, als de goden hem tijd van leven geven, een groot sieraad voor jullie Friesland zijn. Hij ging toen naar Italië om in Padua zijn studie af te ronden. Van Haio Herman krijg ik al een hele tijd geen enkele brief, misschien omdat er niemand is aan wie hij zonder risico post kan meegeven, ook al was hij altijd bijzonder ijverig als het om dit soort beleefdheden ging. Doe hem nadrukkelijk de groeten namens mij. Want op dit moment had ik geen tijd om te schrijven. Doe ook de groeten aan het verdere gezelschap van mij welgezinde vrienden, waar hopelijk geen slang binnendringt om onze vriendschap met boosaardig gesis te bederven. Van het scheve oog van de jaloezie gaat de schadelijkste toverkracht uit. Als er hierna iets is wat ik voor je kan doen, vraag erom | |
[pagina 138]
| |
volgens het recht van de vriendschap. Ik zal me niet tegen Hector verzetten, tegen wie Achilles nauwelijks opgewassen was. Ik twijfel er niet aan dat je ook op het punt van vriendschap aan je naam zult beantwoorden, zoals je op zeer gevatte wijze belooft. Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 13 december 1531 |
|