De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750

2585 Aan Erasmus Schets
Freiburg, 13 december 1531

Een hartelijke groet. Ik heb eindelijk de ingemaakte vruchten ontvangen. Omdat mijn papieren door de verhuizing een warboel zijn, kon ik de brief van degene die ze gestuurd heeft¹ niet vinden. Laat het me weten. Zou je hem

1 Martín Fernandes; zie het postscriptum bij brief 2530.

[p. 136]

intussen namens mij willen bedanken? Aleandro bevindt zich daar bij jullie, die al sinds lang mijn ondergang beraamt. Ik twijfel er niet aan dat hij ook nu daarmee bezig is. Er gaat een gerucht rond over een rijksdag in Regensburg,^2. maar ik denk dat de keizer de winter daar bij jullie zal doorbrengen. Het verbaast me van Pieter Gillis en Barbier.^3. Als zulke vrienden op die manier hun woord geven, wie zou je nog vertrouwen of wat zou je nog geloven? Ik verwacht een brief van je over de zaken in Engeland. Ik wens je samen met je familie het allerbeste.

Freiburg, 13 december 1531

Je vriend Erasmus, eigenhandig geschreven

Je weet waarschijnlijk dat Zwingli in de strijd is omgekomen en Oecolampadius in zijn bed.^4. De mentale omslag is groot, hopelijk ten goede. We wachten de rijksdag in Regensburg af.

Aan de geachte heer Erasmus Schets. Antwerpen

2. Zie brief 2527, noot 8.

3. Zie brief 2527 en daarop volgende brieven aan Schets.

4. Zie de eerste alinea van brief 2579.