De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2577 Aan [Jean Morin]
| |
[pagina 122]
| |
omdat het hele boek niets behalve krankzinnige beledigingen bevat, zoals schurken elkaar amper zouden toeschreeuwen. Door het uit te geven handelden ze in strijd met het edict van de koning en het gezag van de theologen, maar met uw toestemming; ook wordt er geen enkele reden aangevoerd waarom dat pamflet kennelijk een uitgave waard was. Daarom vermoed ik dat uw naam er stiekem bij gezet is, of, als er werkelijk met uw toestemming gehandeld is, ze u iets heel anders op de mouw hebben gespeld dan het geval is. Het zou beter bij de waardigheid van die terecht zeer beroemde universiteit passen als een dergelijk voorbeeld zich niet daarvandaan onder de studerende jeugd uit de hele christelijke wereld zou verbreiden. Ik ken de schrijver, een gemijterde schurk,Ga naar voetnoot3. en ik zou kunnen zorgen dat de man zijn verdiende loon krijgt in de vorm van beschuldigingen die niet verzonnen, maar op waarheid zijn gebaseerd, maar ik heb niet de behoefte een dolzinnige na te doen. Ik noem hier niet wat ik voor de wetenschap of de christelijke godsdienst heb gedaan; ook al zou dat niets zijn, en zou ik die vrijpostigheid, erger dan van de wagen,Ga naar voetnoot4. verdienen, dan zou men toch in elk geval goed moeten afwegen wat bij die universiteit past. Ik geef toe dat ik een zeer lage positie heb, maar toch wordt deze laaggeplaatste persoon door de keizer als raadsheer erkend en door koning Ferdinand als leermeester,Ga naar voetnoot5. wat ze in talloze brieven aan mij in alle openheid uitspreken. Het zou mij niet aan een mijter ontbreken, als ik niet liever Christus dan de mensen had willen dienen. Ik wilde dat Uwe Excellentie hiervan op de hoogte was, zodat de brutaliteit bestraft kan worden als er zonder uw medeweten is gehandeld, en als u er wel van wist, u inziet dat u door valse influisteringen van slechteriken overgehaald bent tot iets wat niet mocht. Moge de Heer u bewaren, zeer geachte heer. Freiburg im Breisgau, de feestdag van Sint-Andreas, 1531 |
|