De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2576 Aan Simon Grynaeus
| |
[pagina 120]
| |
men. Toch vind ik dat er een even groot verschil tussen hem en jou is als tussen een stuk glas en een edelsteen. Hoe kon ik je wat het geïnde geld betreft wantrouwen, terwijl ieder expliciet in zijn brief vermeldde wat hij stuurde? Wat kon er voor reden zijn waarom je mij iets anders zou vertellen dan je had gehoord? Je weet dat er bij vermoedens vooral op gelet wordt, wat iemand erbij wint. Ik zie in elk geval geen enkele reden en ik denk niet dat er een is. Mountjoy beloofde in zijn brief wat jij vertelde. Hetzelfde deed de aartsbisschop van Canterbury. Ik wist wat een treuzelaar Mountjoy is als het op geven aankomt. Ik denk dat de aartsbisschop al gedaan heeft wat hij beloofde. Of als dat niet het geval is, heeft dat als reden dat niemand hem aansprak, omdat er zovelen zijn die dagelijks iets voor zichzelf vragen. Het kan ook zijn dat het geld al uitbetaald is, al is Schets, die in Antwerpen woont, nog niet op de hoogte gesteld. Ik had More geschreven dat hij niets moest sturen, en ik verwacht ook niets van hem. Wat hij tegen jou zei, zei hij om je niet teleurgesteld weg te laten gaan, omdat hij dacht dat je misschien verwachtte dat hij een geschenk zou sturen. Ik twijfel niet dat de bisschop van Lincoln en de graaf van OrmondGa naar voetnoot2. hebben gezegd wat jij berichtte. De reden is duidelijk waarom ze dat niet hebben geschreven. Ze probeerden met royalere beloften de middelmatigheid van hun geschenk te compenseren. Ze wilden die uitspraken evenwel niet op papier zetten, zodat het hun vrijstond die wel of niet waar te maken, of om de indruk te vermijden dat ze in ruil voor mijn lofprijzingen een geschenk gaven dat naar simonie riekt. Maar hoe dat ook zit, mijn beste Grynaeus, beschouw het als een uitspraak die je vanaf de drievoetGa naar voetnoot3. krijgt, dat bij Erasmus nooit ook maar de lichtste twijfel over jouw betrouwbaarheid is opgekomen. Ik heb zo'n lage dunk van jouw betrouwbaarheid dat, als er een zaak met drieduizend florijnen was, ik niet zou aarzelen die zonder wissel aan je toe te vertrouwen, laat staan dat ik hier argwaan zou koesteren, waar het voor jou niet lonend was geweest te bedriegen en ik niet de minste reden had gehad om argwaan te koesteren. Misschien heeft iemand jou een vertekend beeld gegeven van mijn karakter, aangezien tegenwoordig boze tongen de macht hebben. Dan zijn er nog mijn brieven die in jouw ogen zo geschreven zijn, dat iedereen (met uitzondering van mij) vindt dat ze jou verdacht maken. Laat die aan ons beider vriend Bonifacius zien. Als hij oordeelt dat daar ook maar een enkele syllabe in staat die een smet werpt op jouw eerlijkheid, zal ik erkennen dat ik zat te slapen of, als je dat liever wilt, dronken was toen ik ze schreef. En ik zou niet weigeren ze uit te leveren, zodat jij het recht hebt ze te vernietigen, naar | |
[pagina 121]
| |
believen in de vlammen of de Adriatische Zee.Ga naar voetnoot4. Want bij mij is er geen kopie van achtergebleven. Maar luister, zorg dat je tegelijk met de brieven alle verdenking uitwist, die (heus!) elke grond mist. Omdat jij er zoveel om geeft dat je eerlijkheid nooit te wensen overlaat, juist daarom ben je mij veel dierbaarder en daarom vergeef ik je gemakkelijker dat je deze verdenking tegen mij hebt opgevat en bezorgd was voor verreweg het kostbaarste van alles, zelfs terwijl het veilig was - evident ongegronde vrees,Ga naar voetnoot5. volgens het spreekwoord. De mensen zullen verschillend op de dood van Oecolampadius reageren, aangezien ieder zijn eigen mening heeft. Ik bid voor hem om de barmhartigheid van de Heer, die wij allen nodig hebben. Het ga je goed. Freiburg, de dag voor het feest van Sint-Andreas, 1531 Erasmus van Rotterdam, je waarachtige vriend Aan de zeer geleerde heer Simon Grynaeus. Bazel |
|