De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2574 Van Bonifacius Amerbach
| |
[pagina 118]
| |
naeus die hij meende opgelopen te hebben, weer erger gemaakt heeft.Ga naar voetnoot3. Met een heilige eed verzekert hij, nee zweert hij, dat hij alles wat hij jou bij zijn terugkeer namens More en de aartsbisschop van CanterburyGa naar voetnoot4. had bericht, als gevolmachtigde heeft ontvangen, zodat hij mij volledig overtuigde. Hij betreurt het dat zijn trouw, waarom hij bij uitstek door iedereen gewaardeerd wenst te worden, door jou in twijfel wordt getrokken. Ik daarentegen beweer dat jij geloof hecht aan zijn woorden, maar de ijdele beloften van hen die je dat als gevolmachtigden hadden gegeven in twijfel trekt. Ik verzoek je, mijn beste Erasmus, die onrust bij de man weg te nemen, zodat hij begrijpt dat hij niet van een leugen wordt beticht, maar onder de betrouwbare mensen die allerminst praatjesmakers zijn wordt gerekend. Hij is beslist, om het in één woord te zeggen, een groot heraut van je kwaliteiten en naar mijn idee je vriendschap niet onwaardig. Oecolampadius heeft vandaag het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Als je ter plaatse van mijn beetje hulp gebruik wilt maken, aangezien we ons eindelijk met de vrede hebben verzoend,Ga naar voetnoot5. geef het met een enkel woord te kennen, en ik zal er meteen zijn. Het ga je goed. In haast. |
|