De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2572 Van Jakob Spiegel
| |
[pagina 113]
| |
in SpeyerGa naar voetnoot3. overhandigd, waar ik vandaag rechtstreeks vandaan ben gekomen. Morgen zal ik me naar mijn vaderstad Sélestat begeven. In Speyer heb ik de kardinaal van Trente aan u herinnerd; wat u over hem in de Bloemrijke brieven hebt geschreven,Ga naar voetnoot4. heb ik als eerste onder de aandacht van Zijne Eminentie gebracht. Hij spreekt in uiterst vriendelijke bewoordingen over u. Ook bij Aleandro, aartsbisschop van Brindisi, heb ik opzettelijk uw naam laten vallen. Ik ben gewend in een vertrouwelijke sfeer en wat openhartiger met hem te praten over wat ik maar wil. Over de kerkelijke twist hebben we een gesprek van een flink uur gehad, waarbij hijzelf de stof aanreikte. Hij zei onder andere dat het een schurk is geweest die u heeft aangepraat dat de prins van Carpi u op zijn instigatie heeft aangevallen, of liever gezegd, geduld heeft dat zijn naam werd gebruikt, die bij die magistertjes achter hun katheders kennelijk veel gewicht had. De prins van Carpi was iemand met een rusteloze geest en een sluw en onbetrouwbaar karakter. Dat merkte ik al gauw in de tijd dat ik mij met de vorstelijke archieven bezighield.Ga naar voetnoot5. Moge God hem genadig zijn! Als hij hem twintig jaar eerder bij de levenden had weggehaald, hadden de monarchen van de christenheid op behoorlijk goede voet met elkaar gestaan, dat weet ik zeker! Hij was tijdens zijn leven duidelijk een handlanger van de furiën. Ik twijfel er niet aan dat u degenen die aan de Sorbonne, bron van alle onwetendheid, een ‘magisterlijk’ BesluitGa naar voetnoot6. hebben uitgedacht, een gepast antwoord zult geven. De keizer heeft de rijksdag verplaatst naar Regensburg op Driekoningen.Ga naar voetnoot7. Als die doorgaat, zal ik daar voor u klaar staan om naar vermogen elke opdracht of wens van u te vervullen, mits ik, zoals ik veronderstel, door de koning of door zijn grootkanselier, de kardinaal van Trente, opgeroepen zal worden. Velen weten hoezeer ik u, en met recht, hoogacht. Zoveel als ik u verschuldigd ben, zal ik nooit kunnen betalen, ik geef het in alle eerlijkheid toe, zowel om de nagedachtenis van mijn geliefde oom die door u voor de vergetelheid is behoed, als om de eervolle vermelding van ook mijn naam.Ga naar voetnoot8. Als u een keer aan RhenanusGa naar voetnoot9. schrijft (want schroom laat niet toe dat ik u | |
[pagina 114]
| |
om een antwoord vraag) moet u in een paar woorden bij mij de overhandiging van de brief van de kardinaal van Trente in herinnering brengen. Dat wil mijn broer namelijk heel graag van me weten. Volgens het spreekwoord van Polidoro, niet van u, ‘veranderen hoge ambten iemands karakter’.Ga naar voetnoot10. De gunst en de gulheid van de kardinaal zijn evenwel nooit verdwenen, aangezien hij ooit, toen hij tot de groep raadsheren van Maximiliaan behoorde, behoorlijk wat profijt had van het beetje moeite dat ik voor hem deed. Toch zult u mij een plezier doen als u mij in een paar vriendelijke woorden aan het slot van uw brief noemt; want hij koestert graag iedereen die u liefhebt. Moge God u behoeden, die het ongetwijfeld als een weldaad voor zijn kerk bedoelde dat die teugelloze sofisten tijdens uw leven eindelijk dat gif uitspuwden. In haast. Straatsburg, in de proosdij bij Saint-Pierre-le-Jeune, 23 november 1531 Uw dienaar Jakob Spiegel ...Ga naar voetnoot11. en als een vader geëerbiedigde heer Erasmus van Rotterdam, een fel voorvechter van de christelijke vroomheid en een sterke, onvermoeibare verdediger van een zuiverder theologie |
|