De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 18. Brieven 2516-2750
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2570 Van Jakob Jespersen
| |
[pagina 108]
| |
me niet zozeer dwars dat u niet schreef, ik veronderstelde dat uw talloze werkzaamheden daarvan de oorzaak waren, hoewel het een kleinigheid was geweest twee of drie woorden terug te schrijven; het zat me eerder dwars dat die sukkel overal aan het hof van Campeggi,Ga naar voetnoot6. aan tafel en op straat, rondvertelde dat ik u een brief had geschreven, maar dat u niets via hem aan mij had teruggeschreven. ‘Zo’, zei hij, ‘is dat die alom geroemde Erasmus! Hij verwaardigt zich niet terug te schrijven.’ Daarom vraag ik u alstublieft in elk geval een paar woorden terug te schrijven, als u tijd hebt, zo niet, dan aan Hilarius of Lieven,Ga naar voetnoot7. zodat ik kan laten zien dat u hebt teruggeschreven en die booswichten de mond hebt gesnoerd. Ik ben, allerdierbaarste Erasmus, nu bij meester Nicolaus Olahus, secretaris van koningin Maria,Ga naar voetnoot8. en leer hem momenteel Grieks; u schreef over hem aan Lieven. De man lijkt zeer vriendelijk; hij lijkt niet alleen, maar is ook door en door een Erasmus-liefhebber, die al wat hij omwille van u zal kunnen doen, zal doen. Hij wenste eergisteren onder het eten dat u hier was. Ik zei dat u juist voor veel geld een huis had gekocht.Ga naar voetnoot9. ‘Hij zal het kunnen verkopen’, zei hij, ‘de koningin zou graag willen dat hij in Brabant was’. Verder is er geen nieuws, behalve dat onze illustere koning ChristiaanGa naar voetnoot10. de dag na Sint-CrispijnGa naar voetnoot11. hier uit Holland weggevaren is met veertienduizend man, om te zien of hij zijn vaderland kan heroveren. Intussen weten we niet met zekerheid hoe het hem vergaan is: de keizer,Ga naar voetnoot12. en iedereen, wacht op berichten van hem. De kanselier van de koning, meester Gotskalk,Ga naar voetnoot13. leest met Christiaans zoonGa naar voetnoot14. uw Apophthegmata.Ga naar voetnoot15. Ook hebben de dominicanen te Leuven verboden dat iemand, althans bij het kapittel, uw boeken zou lezen op straffe van excommunicatie, ook al zou hij daartoe de bevoegdheid van de paus hebben. Dat vertelden Rescius en Conradus Goclenius mij drie dagen geleden. Daarom heeft uw vriend, de Portugees Ângelo de Resende,Ga naar voetnoot16. die sekte de rug toegekeerd; hij woont nu hier | |
[pagina 109]
| |
in Brussel bij de ambassadeur van de koning van Portugal,Ga naar voetnoot17. die hij Grieks en Latijn leert. Ik ben blij dat onze vriend Hilarius Bertholf zich weer verzoend heeft met Dantiscus: hij woont nu bij hem. Er zijn talloze mensen aan het hof van Campeggi die een enorme hoeveelheid boeken van u kochten en naar Italië lieten overbrengen; maar steeds informeerden ze of er geen ketterij in stond. Ik vraag waarom. ‘Omdat velen zeggen dat er bij Erasmus iets dergelijks te bespeuren is.’ Moeten we dan altijd de massa en de monniken geloven? Ik verliet het hof van Campeggi, ik had er geen behoefte aan naar Italië te gaan. Mijn meester Jacopo Canta uit Asti,Ga naar voetnoot18. die ik Grieks leerde, koos de heer Jacob van Aalst in mijn plaats. Deze man was ruim een jaar geleden bij u, gestuurd door Goclenius;Ga naar voetnoot19. hij woonde bij Dirk.Ga naar voetnoot20. Hij is nu naar Italië gestuurd, waar hij aan het hoofd van een drukkerij staat. Mijn meester Nicolaus Olahus belooft alle mogelijke hulp als hij iets voor Lieven zal kunnen doen, zelfs als u hem niet had aanbevolen. Iedereen - Goclenius, Valdés en mijn meester - vraagt zich af wat de bedoeling is van wat u schrijft: ‘als uw aanbevelingsbrief zal komen, samen met hun brieven’; want uzelf beveelt Lieven bij hen aan.Ga naar voetnoot21. Girolamo Aleandro, aartsbisschop van Brindisi, is eveneens hier; ik bracht in zijn aanwezigheid ook u ter sprake: dat u op een aantal plaatsen blijk gaf van een zeer hoge dunk van hem, namelijk in het adagium ‘Haast je langzaam’,Ga naar voetnoot22. in de CiceroniaanGa naar voetnoot23. en op een aantal andere plaatsen; hij liet geen enkele reactie blijken, in goede of kwade zin, maar gaf het gesprek en zijn eigen woorden een andere wending. Zijn secretaris, Domenico Mussi, gniffelde. Dat is iemand die uitstekend Grieks en Latijn kent; ook uw vriend Hilarius wil graag via mij met hem kennis maken. De volgende dag ontmoette ik opnieuw de zojuist genoemde secretaris aan het hof van Campeggi. Ik vroeg hoe de verstandhouding tussen u en Aleandro was. ‘Ik weet’, zei ik, ‘dat er ooit nauwe banden tussen hen waren’. ‘Maar die zijn er nog steeds tussen hen,’ zei hij; ‘de zeer eerwaarde heer heeft een hoge dunk van Erasmus en laat dat in zijn woorden blijken.’ Ik weet echter niet of hij me naar de mond praatte. Ik hoor evenwel zeggen dat de man, nadat hij een hogere positie had | |
[pagina 110]
| |
gekregen, een onruststoker bij de paus en de christelijke vorsten is geworden en die situatie uitbuit om ieders gunst en meer beneficies te verwerven. Hetzelfde deed Alberto Pio, prins van Carpi, als je iemand piusGa naar voetnoot24. mag noemen die zo goddeloos en anders dan een christelijk mens betaamt tegen Erasmus schrijft. Het is verbazingwekkend dat er onder christenen zoveel vertrouwen in die Joden en vreemden wordt gesteld.Ga naar voetnoot25. Luister, er is nog één ding dat ik niet voor u verborgen wil houden. Jan van Campen, hoogleraar Hebreeuws, heeft een werk over het gehele psalter geschreven dat ieders goedkeuring wegdraagt.Ga naar voetnoot26. Kort geleden waren de kardinaal van LuikGa naar voetnoot27. en de bisschop van PalermoGa naar voetnoot28. bij het middagmaal aanwezig, met nog vele anderen. Dantiscus vroeg persoonlijk aan de bisschop van Palermo om een privilege voor het drukken van die annotaties van Campen. Een onverschillig theoloogje antwoordde: ‘Er zijn genoeg commentaren op de psalmen.’ DantiscusGa naar voetnoot29. onderbrak de man onmiddellijk en vroeg hem enkele plaatsen te verklaren. Hij kende zijn commentaren niet. Uiteindelijk stond de bisschop van Palermo toe dat er slechts vijfhonderd exemplaren werden gedrukt, en wel tegen betaling. Toen antwoordde Dantiscus, bisschop van Chełmno: ‘Fraaie lieden zijn jullie, die de christelijke wereld zoveel goeds misgunnen. Als Titelmans of Eustachius van ZichemGa naar voetnoot30. of een andere heel domme monnik dit zou schrijven, zou het niet nodig zijn jullie te vragen of het gedrukt mag worden, omdat ze hun pen op Erasmus richten. Daarom zal ik niet verder vragen, maar ik zal er geen vijfhonderd, nee, er vijfduizend laten drukken, geheel voor mijn rekening; ik zal het als geschenk aan alle bisschoppen, gezanten, universiteiten en koningen van de hele christenheid sturen. Ik zal het laten drukken door mensen die weinig waarde aan jullie privileges hechten.’ Ze zwegen en waren sprakelozer dan vissenGa naar voetnoot31. toen ze hoorden dat hij het koste wat het kost wilde laten drukken. Afgelopen week, toen ik naar Leuven ging, gaf Dantiscus mij een brief en | |
[pagina 111]
| |
geld mee om aan Rescius te geven voor bepaalde dingen die hij voor hem gedrukt had. Ik zei: ‘Ik bewonder het dat Uwe Excellentie zo moedig was tijdens het gesprek met de bisschoppen van Luik en Palermo’. Hij zei: ‘Wat heb ik met hen te maken? Het zijn bisschoppen. De keizer staat aan mijn kant, die mij even goedgezind is als hun; mijn eigen Poolse koning staat aan mijn kant!’ Er is een religieus in het klooster Bethlehem bij Leuven, Johannes van Athene of Rome geheten,Ga naar voetnoot32. die u ten zeerste bewondert. Hij had u graag geschreven, als hij het vooraf had geweten. Ik weet dat hij u een keer schreef; hij weet niet of u de brief hebt ontvangen. Hij is 's nachts bezig met Grieks, zodat de andere monniken het niet zouden merken, zoals vroeger uw vriend Levinus Ammonius deed. Als u mij iets schrijft, noem hem in uw brief; ik zal het hem laten zien. Ik zal met mijn meester en de koningin praten, zodat we u eindelijk hierheen kunnen halen. Verkoop het huis, kom en zorg dat het u goed gaat. Brussel, 19 november 1531 Mijn meester, Nicolaus Olahus, doet u de groeten; hij zal u ook zelf schrijven. Jakob Jespersen, een Deen uit Aarhus, met heel zijn hart de uwe Aan de zeer geachte heer Erasmus van Rotterdam, zijn zeer rechtschapen vriend. Freiburg |
|